OI 2 - Thema 2 beginsituatie herhaling

Hoofdstuk 2 - beginsituatie
Thema 2 - beginsituatie herhaling
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BewegingsonderwijsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 - beginsituatie
Thema 2 - beginsituatie herhaling

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is de beginsituatie

De beginsituatie zijn alle factoren die de start- of vertreksituatie bepalen van waaruit jij je les of training gaat geven.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welke vragen (minimaal 4) stel jij jezelf voordat je training gaat geven aan nieuwe groep?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Plaats van de beginsituatie in het didactisch model

- Er moet een wisselwerking tussen beginsituatieanalyse en bepaling van de doelstelling te zijn.
- De beginsituatie is een belangrijk vertrekpunt voor de les/training.
- Evaluatie leidt tot een vernieuwde, gewijzigde beginsituatie.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bedenk twee voorbeelden uit de praktijk waar je de wisselwerking tussen beginsituatie en doelstelling terug ziet komen.

Slide 6 - Open question

De voorbeelden moeten het verband tussen de beginsituatie en de doelstelling duidelijk maken. Hieronder twee voorbeelden die dit verband duidelijk maken.

De coach van de schaatskernploeg zal voor de start van het Olympische seizoen een uitgebreide beginsituatieanalyse uitvoeren: hij zal conditietesten gebruiken, techniekanalyses maken en wedstrijdresultaten met elkaar vergelijken. Daarnaast zal hij onder andere motivatiegesprekken voeren met de schaatser. Op grond van al deze beginsituatiegegevens stelt hij zijn concrete trainingsdoelen voor de komende tijd vast.

Als nieuwe begeleider van een recreatieve volleybalgroep observeert Jaap zijn groep een keer. Hij probeert er via een aantal gesprekken achter te komen wat de verwachtingen en interesses van de deelnemers zijn. Op grond van deze globale beginsituatiegegevens kan hij tot (algemene) doelstellingen voor deze volleybalgroep komen.
Analyseren van de beginsituatie
Je kunt als lesgever drie dingen doen om het beginniveau van de SB-deelnemers in kaart te brengen, namelijk:

observeren
vragen stellen
specifieke middelen inzetten (bv tests).

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Beginsituatiefactoren
Het vaststellen van de beginsituatie verloopt in een aantal stappen. Je moet een volledig beeld krijgen van de beginsituatie van:

de groep
de individuele SB-deelnemer
de lesgever
de randvoorwaarden.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Algemene beginsituatie van een groep

Bij dit deel van de beginsituatie gaat het om informatie die algemeen is en niet verandert van les tot les. Hiertoe behoort informatie over de samenstelling van de groep, zoals:

de groepsgrootte
de (gemiddelde) leeftijd
de samenstelling (aantal jongens/meisjes)
de aard van de groep (prestatief of recreatief).

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Specifieke beginsituatie
Specifieke beginsituatie van een groep
Deze informatie ligt niet vast, maar is bijvoorbeeld afhankelijk van de doelstelling en het onderwerp van de les. Als je een atletiektraining geeft is het niet zo interessant om informatie over de schaatsvaardigheid te verzamelen. Het gaat dus om specifieke gegevens. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Specifieke beginsituatie

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Motorisch niveau
Bij de bepaling van het motorisch niveau moet je informatie krijgen over drie aspecten:
 

het niveau van de bewegingsvaardigheden
het niveau van de bewegingseigenschappen
de fase van het motorisch leerproces.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bewegingsvaardigheden

Bij dit onderdeel past de vraag: 
Hoe goed of slecht beheerst het merendeel van de groep bepaalde vaardigheden en/of technieken?.

Welke eisen stel je aan de bewegingsvaardigheid?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bewegingseigenschappen
Heten ook wel grondmotorische eigenschappen. 
Er zijn vijf bewegingseigenschappen:

kracht
lenigheid
uithoudingsvermogen
coördinatie
snelheid.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Fase van het motorisch leerproces

Tot slot bepaal je in welke fase van het motorisch leerproces de groep zich bevindt. Het is van belang te weten of bepaalde bewegingen voor de eerste keer aan bod komen of dat het om een herhaling van al eerder uitgevoerde bewegingen gaat.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Cognitief niveau
Wat is de intelligentie van de SB-deelnemers?
Hoe snel begrijpen ze de uitleg of de spelregels?
Welke kennis van spelregels en reglementen hebben de SB-deelnemers?
Hoeveel tactisch inzicht hebben de SB-deelnemers?
Hoe is het bewegingsinzicht van de SB-deelnemers?
Hoeveel ervaring heeft de groep met deze vaardigheid?

Tussen SB-deelnemers van dezelfde leeftijd kunnen grote verschillen bestaan

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Cognitief niveau

Bij het cognitieve niveau van iemand, spelen zowel leeftijd als aanleg een belangrijke rol. De leeftijd zegt iets over de ontwikkelingsfase waarin iemand verkeert. Er is verschil in bevattingsvermogen tussen kleuters en het oudere schoolkind. De leeftijd zegt niet alles. Tussen SB-deelnemers van dezelfde leeftijd kunnen grote verschillen bestaan.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Sociaal-affectief niveau
Welke sfeer heerst in de groep?
Hoe is de samenwerking binnen de groep?
Hoe is de communicatie binnen de groep? Is er sprake van overleg tussen de groepsleden?
Hoe is de onderlinge acceptatie en verdraagzaamheid?
Is er sprake van groepjesvorming?
Hoe is de relatie met en de houding van de groep ten opzichte van de lesgever?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Sociaal-affectief niveau


Onder de sociaal-affectieve beginsituatie vallen ook de persoonlijkheidskenmerken van de deelnemers. Hierbij kun je denken aan kenmerken als durf, openheid, mentaliteit, zelfbeheersing, zelfbeeld, waarden en normen, zelfwerkzaamheid en faalangst.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hoe goed de groep met elkaar overweg kan:
A
Motorisch
B
Cognitief
C
Sociaal-affectief

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Begrijpen wat de regel buitenspel betekent:
A
Motorisch
B
Cognitief
C
Sociaal-affectief

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Het kunnen uitvoeren
van een koprol:
A
Motorisch
B
Cognitief
C
Sociaal-affectief

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Kunnen uitleggen hoe de techniek van een bovenhandse strekworp moet:
A
Motorisch
B
Cognitief
C
Sociaal-affectief

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Tegen je verlies kunnen
A
Motorisch
B
Cognitief
C
Sociaal-affectief

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

De band tussen de lesgever en de groep
A
Motorisch
B
Cognitief
C
Sociaal-affectief

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Een partijtje trefbal spelen
A
Motorisch
B
Cognitief
C
Sociaal-affectief

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Herhalingsvragen vorige les:
Noem de 4 beginsituatiefactoren

Slide 27 - Open question

De groep
De individuele deelnemer
De lesgever
De randvoorwaarden
Herhalingsvragen vorige les:
Uit welke 3 gedragsaspecten bestaat de specifieke beginsituatie

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Specifieke beginsituatie

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

De beginsituatie van het individu
Vaak bevinden zich in een groep een aantal opmerkelijke of opvallende deelnemers. Zo is het handig om te weten wie opvallend druk of juist teruggetrokken is, wie motorisch heel handig of juist onhandig is. Als lesgever houd je hier rekening mee.

Dit kan zowel motorisch, cognitief als sociaal-affectief zijn.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

De beginsituatie van de lesgever
Het beschrijven van je eigen beginsituatie leidt tot een aantal aandachtspunten voor jezelf waarmee je rekening kunt houden bij het lesgeven. Ook bij dit deel van de beginsituatie bekijk je de motorische, cognitieve en sociaal-affectieve beginsituatie.

Naast deze drie aspecten kijk je ook naar je didactische vaardigheid.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

De beginsituatie van de lesgever
Het maakt uit of je een ervaren of minder ervaren lesgever bent. Bij het bepalen van de didactische beginsituatie van de lesgever horen vragen als:

Hoe goed ben ik in het instrueren van SB-deelnemers?
Hoe goed ben ik in het veilig en efficiënt organiseren?
Hoe goed ben ik in het snel aanpassen van de bewegingssituatie?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

De beginsituatie van de randvoorwaarden
Behalve met deelnemers heb je als lesgever ook te maken met bijvoorbeeld een bepaalde accommodatie en sportmaterialen. Dit noemen we de randvoorwaarden:



Slide 33 - Slide

This item has no instructions