Das Oktoberfest

1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lernziel
Am Ende der Unterrichtsstunde kenne ich die wichtigsten Merkmale vom Oktoberfest.


Slide 2 - Slide

Das Oktoberfest
Was wisst ihr schon?

Slide 3 - Mind map

Woher kommt es / Was ist es?
- Volksfest in Deutschland (eine der größten Partys der Welt)

- Zur Ehre der Hochzeit von Prinzessin Theresa von Sachsen-Hildburghausen und Kronprinz Ludwig von Bayern.

Slide 4 - Slide

Versteht ihr was hier steht?
Die Festlichkeiten beginnen traditionell am ersten Samstag nach dem 15. September um 12 Uhr und enden normalerweise am ersten Sonntag im Oktober. Wenn der erste Sonntag im Oktober vor dem Tag der Deutschen Einheit (3. Oktober) liegt, wird das Fest bis zum 3. Oktober verlängert. So dauert das Oktoberfest 16 bis 18 Tage.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

O'Zapft!

Slide 7 - Slide

Tracht

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

An die Arbeit!
Aufgabeblatt: Das Oktoberfest; 1 und 2

Slide 10 - Slide

Kurzes Quiz!

Habt ihr gut und aufmerksam zugehört?

Slide 11 - Slide

Van welk Bundesland is München de hoofdstad?
A
Sachsen
B
Nordrhein-Westfalen
C
Bayern
D
Berlin

Slide 12 - Quiz

In welke stad is deze
foto gemaakt?
A
Frankfurt
B
Berlijn
C
Münster
D
München

Slide 13 - Quiz

Hoeveel bier wordt er gemiddeld gedronken tijdens het Oktoberfest?
A
Ong. 8 miljoen liter per jaar.
B
Ong. 6 honderdduizend liter per jaar.
C
Ong. 5 miljoen liter per jaar.
D
Ong. 7 honderdduizend liter per jaar,

Slide 14 - Quiz

Welk gerecht is dit?
A
Currywurst
B
Bretzel
C
Pommes
D
Sauerbraten

Slide 15 - Quiz

Welk gerecht is dit?
A
Lachs mit Brötchen
B
Sauerbraten mit Pommes
C
Backhendl mit Brötchen
D
Currywurst mit Pommes

Slide 16 - Quiz

Welk gerecht is dit?
A
Backhendl
B
Pommes
C
Bretzel
D
Sauerbraten

Slide 17 - Quiz

Welk gerecht is dit?
A
Pretzel
B
Lebkuchenherz
C
Bretzel
D
Hänchen

Slide 18 - Quiz

Welk gerecht is dit?
A
Sauerbraten
B
Currywurst
C
Sauerkraut
D
Backhendl

Slide 19 - Quiz

Wat is de vertaling van het volgende woord: Tracht
A
Klederdracht
B
Een trekker
C
Een drachtige merrie
D
Traditioneel eten

Slide 20 - Quiz

Hoe heet het kledingstuk
dat deze persoon draagt?
A
Die Jeans
B
Das Shirt
C
Das Dirndl
D
Die Lederhose

Slide 21 - Quiz

Hoe heet het kledingstuk
dat deze persoon draagt?
A
Die Lederhose
B
Das Dirndl
C
Das Kleid
D
Die Bluse

Slide 22 - Quiz

Vat in eigen woorden samen wat het Oktoberfest inhoudt.

Slide 23 - Open question

Diese Unterrichtsstunde über das Oktoberfest war lustig und interessant!
JA!
Nein...

Slide 24 - Poll