6.3 Zouten

ZOUTEN
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

ZOUTEN

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

gemeenschappelijke kenmerken zouten
 
  1. formule begint met positief metaal- (of amonium)ion gevolgd door negatief ion (totale lading altijd 0) 
  2. geleiden stroom in opgeloste of gesmolten toestand  
  3. vast bij kamertemperatuur (=hoog smeltpunt)
  4. hebben een kristalstructuur

Slide 6 - Slide

naamgeving zouten: 

  • van sommige metaalionen bestaan meerdere varianten
  • met een romeins cijfer geef je de lading van het metaalion aan.  
  • ijzer(III)chloride =FeCl3                          en  ijzer(II)sulfaat = Fe(SO4)

  • mangaan(IV)oxide=MnO2                           mangaan(II)chloride =MnCl2

  • kwik(II)sulfide=HgS      
positief metaal- of ammonium(NH4-)ion, gevolgd door het negatieve ion

Slide 7 - Slide

verschillende zoutoplossingen hebben kenmerkende kleuren

Slide 8 - Slide

Oplossen en indampen van zouten
  • Oplossen:  ionbinding laat los, elektronen blijven bij het negatieve-ion
  • totale lading voor- en na oplossen altijd nul!
  • oplossen keukenzout: NaCl(s)--> Na+(aq) + Cl-(aq)
  • oplossen van kaliumsulfaat:  K2SO4(s)-->  2 K+(aq) + SO42-(aq) 
  • Indampen van een zout:
  •  ionen trekken weer naar elkaar, zoals indampen ijzer(II)nitraatoplossing

Slide 9 - Slide

Oplosbaarheid zouten
Binas tabel 35 
  • zouten die positieve kalium, natrium-
    en ammoniumionen bevatten  zijn
     altijd goed oplosbaar
  • alle zouten met als neg. ion een nitraat
    zijn ook goed oplosbaar

Slide 10 - Slide

voorspellen welk zout er gevormd wordt:
Natriumcarbonaatoplossing + calciumchloride-oplossing
  • maak een oplosbaarheidstabel 
  • positieve ionen verticaal
  • neg ionen horizontaal
  • kijk in binas tabel 35 welke
     combinatie een niet oplosbaar
    zout vormt--> dat is de gevormde
    stof dus deze vormt neerslag en
     kun je eruit filtreren
calciumcarbonaat ontstaat en tribune ionen niet in  reactievergelijking v

Slide 11 - Slide

reactievergelijking van neerslagreactie na samenvoegen zoutoplossingen
  1. oplosbaarheidsschema   -->
     stof die ontstaat
  2. noteren formule in laatste kolom 
  3. kolom 1:  ionen voor  reactie 
  4. in midden reactievergelijking,
  5. aantal atomen én lading voor- en na is altijd gelijk
  6. in laatste kolom ook tribune-ionen noteren

Slide 12 - Slide

Een zout maken b.v. loodjodide
  1. zoek een goed oplosbaar loodzout b.v. loodnitraat
  2. zoek een goed oplosbaar jodide zout b.v. ijzer(II)jodide
  3. los beiden op en voeg ze dan samen
  4. de neerslag is loodjodide, filter dat uit de verkregen suspensie
  5. damp het filtraat in om de tribune
ionen ook te binden tot een vast zout

Slide 13 - Slide

overhoring zouten
  1. Geef de formule van kaliumfosfaat en van koperIInitraat
  2.  Geef de oplosvergelijkingen van kaliumfosfaat  en van  koperIInitraat
  3. Hoe heet het zout dat ontstaat na het samenvoegen van beide oplossingen?
  4. Geef de reactievergelijking van het samenvoegen van beide oplossingen
  5. Als je na afloop de ontstane vaste stof eruit filtreert hou je oplossing over. Geef de vergelijking van het indampen van deze oplossing.

Slide 14 - Slide

uitwerkingen overhoring zouten
  1.  formules kaliumfosfaat          en koperIInitraat         via 4 stappenplan zouten
  2.  oplosvergelijkingen kaliumfosfaat        en koperIInitraat 
    let op dat totale lading voor en na oplossen nul is!
  3. naam zout via oplosbaarheidstabel --> koperfosfaat/ koperIIfosfaat 
  4. reactievergelijking 
    let op dat de totale lading voor en na reactie nul is
  5. Indampvergelijking 

Slide 15 - Slide

reactievergelijking van neerslagreactie
  • noteer in een tabel de aanwezige ionen voor de reactie in kolom 1
  • in laatste kolom de gevormde stof en de tribune-ionen(=ionen die niet meedoen aan reactie en dus achterblijven in oplossing) noteren
  • in  middelste kolom komt reactievergelijking, aantal atomen en lading voor- en na is altijd gelijk

Slide 16 - Slide

soms ontstaat er géén nieuw zout
als je in je gemaakte oplosbaarheidstabel geen enkele vaste stof ziet verschijnen, dan is er dus geen reactie geweest en kun je ook geen reactieschema maken

Slide 17 - Slide

 Einde les 3 
  • hw voor dinsdag: leren 5.3 en 5.4 en maken 28,29,31 t/m 33, 36, 38,39, 40, 42,43. Let daarbij op: opgeloste ionen (aq), ladingen klein in superscript, vaste zouten (s), verschil tussen hoofd- en kleine letters bij atoomsoorten.  
  • thuiswerkles vrijdag Leren: hst 5.1 t/m 5.3 en maken test jezelf 5.1 t/m 5.3
  • noteer wat je besproken wilt hebben, ik kan niet steeds elke opgave bespreken we moeten echt gaan concentreren op wat bij iedereen niet goed gaat.

Slide 18 - Slide

les 4:zelfstandig ivm ziekte
  • controleer je antwoorden met de uitwerkingen in de classroom (hw was: leren 5.3 en 5.4 en maken 28,29,31 t/m 33, 36, 38,39, 40, 42,43 + test jezelf 5.1 t/m 5.3)
  • uitleg par 5.3 en 5.4 via de slides tot aan les 5

Slide 19 - Slide

Een zout maken b.v. loodjodide
  1. zoek een goed oplosbaar loodzout b.v. loodnitraat
  2. zoek een goed oplosbaar jodide zout b.v. ijzer(II)jodide
  3. los beiden op en voeg ze dan samen
  4. de neerslag is loodjodide, filter dat uit de verkregen suspensie
  5. damp het filtraat in om de tribune
ionen ook te binden tot een vast zout

Slide 20 - Slide

zouten maken: opgave 29 c 
 Loodbromide (PbBr2) maken
  1. een goed oplosbaar loodzout is loodnitraat (alle nitraatzouten zijn goed oplosbaar)
  2. een goed oplosbaarbroomzout zoeken b.v. natrium- of kaliumbromide (alle natrium- en kaliumzouten zijn altijd goed oplosbaar)
  3. na samenvoegen -> loodbromide

Slide 21 - Slide

programma 12 november:  zouten maken
  • hw was hw: par 5.1 controleren en verbeteren, 5.2 maken en goed leren par 5.1 en 5.2
  • vragen hw?
  • slide 17 t/m 21 bespreken 
  • vrijdag:hw leren 5.3 en 5.4 en maken 28,29,31 t/m 33, 36, 38,39, 40, 42,43. 

Slide 22 - Slide

programma 15 nov

-  vragen hw? Bespreken 29 c, 32  en 43 uitleg par 5.5   
- verder werken met hw: 
- Hw = goed leren hst 5 en maken 49,50,52,53 en test jezelf en meenemen werkboek A en B!! 

Slide 23 - Slide

Electrolyse v/e zout oplossing

Slide 24 - Slide

ionsoort aantonen=oplossing toevoegen met ionsoort die neerslag geeft met gevraagde stof (=hier fosfaat)  

Slide 25 - Slide

ion soort vewijderen

Slide 26 - Slide

Einde les  4 

  • Hw goed leren hst 5 en maken 49,50,52,53 + test jezelf 5.5  
  • Let daarbij op: opgeloste ionen (aq), ladingen klein in superscript, vaste zouten (s), verschil tussen hoofd- en kleine letters bij atoomsoorten.

Slide 27 - Slide

opg 32. zinkfosfaat maken
  • goedoplosbaar zinkzout + goed oplosbaar fosfaat oplossen en samenvoegen
  • rv zie hiernaast
  • residu is vaste stof die ontstaat dus zinkfosfaat
  • filtraat is water met tribune ionen dus natriumnitraatoplossing (maar kan ook kaliumnitraat als je kaliumfosfaat gebruikt hebt)
  • bij indampen vormt dit vast zout natriumnitraat
Zn3(PO4)2(s)
Zn3(PO4)2(s)

Slide 28 - Slide

les 5 
  • bespreken moeilijke opgaves (hw was: leren 5.3 en 5.4 en maken 28,29,31 t/m 33, 36, 38,39, 40, 42,43. ) vragen in vragenformulier zetten!
  • 32 staat in vorige slide

Slide 29 - Slide

zouten herkennen doe je zo: 
  • kleur van het zout? (koper zouten zijn vaak groen/blauw, loodzouten wit)
  • wel/niet oplosbaar wat is de kleur van de oplossing?
  • vlamkleuring? tabel 38 binas
  • zouten worden vanwege de kleuren vaak gebruikt in vuurwerk

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
natriumjodide
CuO
NH3
methaan
KF
NH4+

Slide 32 - Drag question

Deel de volgende stoffen in bij de juiste groep.
TIP: uit welke atomen is de stof opgebouwd?
METALEN
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
water
natriumjodide
koperoxide
calcium
koolstof
methaan
goud
kaliumfluoride
kwik

Slide 33 - Drag question

Kijk goed naar de formules van de volgende stoffen: welke stoffen zijn zouten?
sleep deze formules naar de afbeelding van zoutwinning.
ps. de index is niet klein en dat moet natuurlijk wel!
NaCl
HCl
H2S
P2O5
CaO
CO2
Fe2O3
SO3
BaF2
ZnS
SnCl2
K2O

Slide 34 - Drag question

Hoe heet de binding tussen de deeltjes in een zout?
A
Zoutbinding
B
Vanderwaalsbinding
C
Atoombinding
D
Ionbinding

Slide 35 - Quiz