MV + NG

Programma
Naamwoordelijk gezegde (H4 gram. zinsdelen) en meewerkend voorwerp (H5 gram. zinsdelen)
  • Klassikaal: 
  1. Kan je het naamwoordelijk gezegde herkennen en kan je het werkwoordelijk en het naamwoordelijk deel aanwijzen?
  2. Weet je nog wat het meewerkend voorwerp is? 
  • Individueel: werken uit het boek > H5 opdr 3 (en evt opdr 4)
  • Groepsstrijd: Taalraadsels en puzzels
  • Finale!!! 

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma
Naamwoordelijk gezegde (H4 gram. zinsdelen) en meewerkend voorwerp (H5 gram. zinsdelen)
  • Klassikaal: 
  1. Kan je het naamwoordelijk gezegde herkennen en kan je het werkwoordelijk en het naamwoordelijk deel aanwijzen?
  2. Weet je nog wat het meewerkend voorwerp is? 
  • Individueel: werken uit het boek > H5 opdr 3 (en evt opdr 4)
  • Groepsstrijd: Taalraadsels en puzzels
  • Finale!!! 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Na de les kan je het naamwoordelijk gezegde van een zin aanwijzen.
  • Na de les kan je van het NAAMWOORDELIJK GEZEGDE het werkwoordelijk deel en het naamwoordelijk deel aanwijzen.
  • Na de les kan je het meewerkend voorwerp vinden.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

NWG
WWG
Heb je aan je sleutels gedacht?
Zwemmen schijnt een gezonde sport te zijn.
Tijdens de storm waren veel mensen behoorlijk bang.
Het hele weekend bleven de golven erg hoog.
Haar zus wordt later huisarts.
Vanmiddag ga ik oude kleding wegbrengen.

Slide 4 - Drag question

Wat is het NWG in onderstaande zinnen? Noteer voor jezelf de zin in je schrift en zet eronder het NWG
1. Haar zus wordt later huisarts.
2. De golven bleven het hele weekend erg hoog.

Slide 5 - Slide

Zet nu het naamwoordelijk deel tussen vierkante haakjes
1. Haar zus wordt later huisarts. > NWG=wordt huisarts
2. De golven bleven het hele weekend erg hoog. > NWG=bleven erg hoog

Slide 6 - Slide

Zie hieronder het juiste onderscheid tussen het werkwoordelijk en naamwoordelijk deel
1. Haar zus wordt later huisarts. > NWG=wordt [huisarts]
2. De golven bleven het hele weekend erg hoog. > NWG=bleven [erg hoog]

Slide 7 - Slide


ONDERWERP

Haar zus
De golven


=
(kww+evt andere ww)
wordt
bleven













HOE, WAT, WIE
(nw-deel
huisarts
erg hoog

naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Slide


ONDERWERP
De golven


=
(kww)
  1. zijn
  2. worden
  3. blijven
  4. blijken
  5. lijken
  6. schijnen
  7. heten
  8. dunken
  9. voorkomen















HOE, WAT, WIE

erg hoog

naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Slide

1. Zinnen waarin het onderwerp iets DOET.

Werkwoordelijk gezegde:
alle werkwoorden in de zin (en woordje 'te' of scheidbaar deel werkwoord)


"De leerlingen gaan in de pauze pizza kopen."
2. Zinnen waarin het onderwerp iets IS.

Naamwoordelijk gezegde:
koppelwerkwoord en evt andere werkwoorden(= ww-deel) + bijvoeglijknaamwoord of zelfstandig naamwoord (=nw-deel)

"De leerlingen blijken pizzaliefhebbers te zijn."

Slide 10 - Slide

Terugblik
Wat was het meewerkend voorwerp ook alweer?

Vul de volgende zinnen aan met een meewerkend voorwerp
De verliefde jongen koopt een cadeautje.
Mijn achtjarige nichtje vertelt een mop.

Slide 11 - Slide

Meewerkend voorwerp
Voor wie koopt de verliefde jongen een cadeautje?
Aan wie vertelt mijn achtjarige nichtje een mop?

Iets 'geven'  of iets ' vertellen' 

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken uit boek
H5 Grammatica - zinsdelen

Lees tekst groene blok (blz. 148) nog eens als je je kennis over het meewerkend voorwerp wil opfrissen.

Maak opdracht 3 (blz. 149)


KLAAR? opdracht 4 (blz. 149)




Slide 13 - Slide

Herken je het volgende fragment?

Wat gebeurt er na dit fragment?

We gaan nu aan de hand van een werkblad bepaalde zinnen  uit dit boek onderzoeken

Slide 14 - Slide

Groep A:
- test 1: minder dan 70 procent goed
- test 2: minder dan 75 procent goed
- of als je graag extra uitleg wil
***
Ga naar opdracht 2 boek (p. 149) - Maak de opdracht als je dat nog niet hebt gedaan. 
Nog eens checken als je het wel hebt gedaan al. Wat vind je moeilijk? Bedenk dat alvast voor jezelf
Samen

Groep B:
- test 1: 70 procent of meer goed
- test 2: 75 procent of meer goed

***

Zelfstandig werken: zinsdelenspel - Lees de handout zorgvuldig en ga rustig in 2- of 3-tal werken

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Wedstrijdjes
  • Groepjes van 4 leerlingen (evt 3)
  • 3 Rondes met taalraadsel of -puzzel
  • Max 5 minuten per ronde
  • Docent telt punten (en jullie doen bonusvraag)
  • Finaleronde: KAHOOT

                                   Laat het weten!

Slide 17 - Slide


FINALE!!! 


Speel met je team

Slide 18 - Slide

Nog even lezen!

timer
10:00
Blijf rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!

Slide 19 - Slide