This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Introductieles Nederlands
Mariëlle Braam
Slide 1 - Slide
Het vak Nederlands doe je om jouw taalvaardigheden te verbeteren. Er zijn vier vaardigheden.
Lezen
Luisteren
Schrijven
Spreken
Waarom moet ik dit vak doen?
Slide 2 - Slide
8-10 minuten
gesprek voeren
Je doet de examens in leerjaar 2, tenzij je er eerder klaar voor bent
90 min.
computer
Lezen/Luisteren
Welke examens moet ik doen?
60 min.
computer
Schrijven
4-6 minuten
presentatie
Spreken
Gesprekken
Slide 3 - Slide
mbo entree
mbo niveau 4
mbo niveau 2
mbo niveau 3
Op welk niveau moet ik examen doen?
niveau
niveau
niveau
2F
1F
3F
Slide 4 - Slide
Je moet meedoen in de klas
en alle toetsen/opdrachten maken
50% Centraal Examen
50% Schoolexamens
Lezen/Luisteren
Schrijven
Spreken
Gesprekken
Het eindcijfer voor de examens
moet minimaal een 5 zijn
Wanneer ben ik
geslaagd?
mits rekenen dan een 6 is (of andersom)
Slide 5 - Slide
Een vrijstelling kun je aanvragen via de portal > tegel Examinering
Je kunt een vrijstelling krijgen voor de examens op niveau 2F als je minimaal een 7 had
voor Nederlands bij je niveau 2 opleiding
Als je een vrijstelling krijgt, oefen je voor examens op niveau 3F
(dit is het taalniveau van niveau 4 opleidingen)
Kan ik een vrij-stelling krijgen?
Slide 6 - Slide
Wat gaan we doen in de lessen?
90 minuten Nederlands per week
periode 1
periode 2
Examen Lezen/luisteren (week 5), Spreken en Gesprekken
Examen Schrijven (week 45)
Taalverzorging, verslaglegging
in periode 1 en 2
Lees- en luistervaardigheid, spreekvaardigheid
Slide 7 - Slide
Zakelijke brief
Slide 8 - Slide
Wanneer schrijf je een zakelijke brief? Geef minimaal één voorbeeld.
Slide 9 - Open question
In welke stijl schrijf je een zakelijke brief?
A
Formeel
B
Informeel
Slide 10 - Quiz
Wat woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk
Slide 11 - Quiz
Wat is de juiste aanhef bij een zakelijke brief?
A
Hoi
B
Hallo
C
Geachte
D
Geen
Slide 12 - Quiz
Wat is de juiste groet bij een zakelijke brief?
A
Groetjes,
B
Met vriendelijke groet,
C
Moi!
D
Later!
Slide 13 - Quiz
Hoe schrijf je plaats & datum?
A
Groningen, 10-01-2021
B
Grn, 10 januari 2021
C
Groningen, 10 Januari 2021
D
Groningen, 10 januari 2021
Slide 14 - Quiz
Sleep de eerste 5 onderdelen van een zakelijke brief naar de juiste plek.
Plek 3
Plek 2
Plek 1
Plek 4
Plek 5
Geadresseerde
Plaats, datum
Afzender
Onderwerp
Aanhef
Slide 15 - Drag question
Welke onderdelen zitten in alle zakelijke brieven?
A
argument voor
B
argument tegen
C
stelling
D
inleiding, kern, slot
Slide 16 - Quiz
Waaraan zie je dat een nieuw alinea begint?
A
Het eerste woord wordt met hoofdletters geschreven.
B
Er staat een witregel boven.
C
Het eerste woord is altijd 'u'.
D
Het eerste woord is altijd 'ik'.
Slide 17 - Quiz
Hoe geef je het onderwerp aan?
A
Onderwerp:
B
Deze brief gaat over:
C
Betreft:
D
Het onderwerp hoef je niet aan te geven.
Slide 18 - Quiz
Horen de woorden/ zinnetjes in een persoonlijke of in een zakelijke brief?
Zet ze in het juiste rijtje. De rijtjes worden even lang.
Zakelijke brief
Persoonlijke brief
Beste
Geachte
Alvast bedankt
Bij voorbaat dank
Jammer genoeg
Tot mijn spijt
Groetjes
Met vriendelijke groet
Gauw
Spoedig
Slide 19 - Drag question
Je hebt een laptop gekocht en hebt hierover een klacht. Je schrijft een e-mail waarin je de klacht uitlegt en om een oplossing vraagt. Schrijf het onderwerp op:
Slide 20 - Open question
Een zakelijke brief begint met 'Hoi Karin Smit'. Dit is geen goede aanhef voor een zakelijke brief. Schrijf hieronder de juiste aanhef op.
Slide 21 - Open question
Een zakelijke brief eindigt met 'Groeten, Frits de Jong'. Dit is geen goede groet voor een zakelijke brief. Schrijf hieronder de juiste groet op.
Slide 22 - Open question
Geef één tip voor het schrijven van een zakelijke brief