TL herhaling H9 Afweer en bescherming en H10 planten

H9 afweer en bescherming
Huid, 
infecties, 
bescherming (vaccins, antibiotica)
 bloed- en orgaan donaties
Soa's
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H9 afweer en bescherming
Huid, 
infecties, 
bescherming (vaccins, antibiotica)
 bloed- en orgaan donaties
Soa's

Slide 1 - Slide

§9.1 Huid

                                                          opperhuid (hoornlaag en kiemlaag (met pigment))

                                                                   lederhuid (talg- en zweetkliertjes, zintuigen)

                          onderhuids bindweefsel

Slide 2 - Slide

hoornlaag
kiemlaag, pigment
talgklier
zweetklier
zintuigen

Slide 3 - Slide

§9.2.   Infecties bestrijden
ziekteverwekkers: micro-organismen waar je ziek van wordt

infectie = besmetting             incubatietijd= tijd voor je ziek wordt

goede weerstand

Slide 4 - Slide

bacteriën
vermenigvuldigen door:
 delen, groeien, delen, groeien, delen, groeien, delen............




Ze maken je ziek door gifstoffen afkomstig van de bacterie

Slide 5 - Slide

virussen
Zijn veel kleiner en dringen je cel binnen.
In de cel vermenigvuldigen ze zich.
De cel gaat door en veel virussen verlaten de cel.

Je wordt ziek, omdat je lichaamscellen kapot gaan

Slide 6 - Slide

Hoe herkent je lichaam ziekteverwekkers?

Ziekteverwekkers hebben aan de buitenkant eiwitten die lichaamsvreemd zijn.

Antigenen: lichaamsvreemde eiwitten op een ziekteverwekkende cel.

Slide 7 - Slide

Witte bloedcellen


     type 1 = vreetcel


              type 2 = cel die antistoffen maakt

Slide 8 - Slide

infectie met een micro-organisme


type 1 witte bloedcel  (vreetcel)
type 2 witte bloedcel   (antistoffen)
geheugencel  (witte bloedcel die jarenlang in het bloed aanwezig blijft -> immuun)

Slide 9 - Slide

vaccinatie
Vaccin, kunstmatige immunisatie

Dode of verzwakte ziekteverwekkers worden ingespoten.

witte bloedcellen en geheugencellen
Je bent immuun

Slide 10 - Slide

serum
Uit het bloed van een proefdier.
Antistoffen die het proefdier gemaakt heeft worden ingespoten.

Slangebeet/ hondsdolheid
Passieve immunisatie

Slide 11 - Slide

moedermelk / placenta


antistoffen van moeder naar het kind

Passieve immunisatie

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat is een voorbeeld van kunstmatige passieve immuniteit
A
vaccinatie
B
serum
C
een ziekte doormaken
D
borstvoeding

Slide 14 - Quiz

Welk type bloedcel zorgt ervoor dat je immuun bent?
A
bloedplaatjes
B
witte bloedcel 2
C
vreetcellen (witte bloedcel 1)
D
geheugencel

Slide 15 - Quiz

Je wordt ingespoten met een verzwakt virus. Dit is een .......
A
actieve kunstmatige immunisatie
B
actieve natuurlijke immunisatie
C
passieve kunstmatige immunisatie
D
passieve natuurlijke immunisatie

Slide 16 - Quiz

Hoe heet de vloeistof, waarin antistoffen zitten die wordt ingespoten die snel slangengif onschadelijk maken?

Slide 17 - Open question

Hoe heet de buitenkant van virus/ bacterie/ gifstof/ schimmel, waar je witte bloedcellen op reageren?

Slide 18 - Open question

Wat gebeurt er bij een auto-immuun ziekte?
A
je hebt een allergische reactie
B
je maakt teveel antistoffen aan
C
je bent gevaccineerd met het verkeerde virus
D
je witte bloedcellen vallen je eigen cellen aan

Slide 19 - Quiz

§9.4             
Bloeddonatie/ bloedtransfusie
bloeddonor

waarom?
rode bloedcellen bij veel bloedverlies
bloedplasma bij brandwonden en infecties
stollingsfactoren

Slide 20 - Slide

antigenen en antistoffen

Slide 21 - Slide

verkeerdbloed: bloed gaat klonteren

Slide 22 - Slide

behalve A, AB, B en 0
hebben we ook nog iets anders!

Rhesus +  (meeste mensen) of Rhesus-
A+  B+   AB-
positief of negatief

wel of niet resus-antigeen op je rode bloedcellen


Slide 23 - Slide

resusbaby-> 2e kindje!

Slide 24 - Slide

§10.4   planten

Slide 25 - Slide

Wat heeft een zaadje nodig?
- water
- zuurstof

Waarom? het heeft nog geen bladeren en maakt dus zelf nog geen voedsel.

Slide 26 - Slide

geslachts cellen plant
man:
stuifmeelkorrels
(pollen)

meeldraad
-helmknop
-helmdraad

Slide 27 - Slide

geslachts cellen plant
vrouw
eicellen

stamper
- stempel
- stijl
- vruchtbeginsel
In het vruchtbeginsel zitten zaadbeginsels, met daarin 1 eicel

Slide 28 - Slide

Onderin de bloem zitten nectarklieren
Waarom nectar?

Slide 29 - Slide

Kelkblad
Kroonblad
Waarom hebben kroonbladeren opvallende kleuren?

Slide 30 - Slide

Windbloemen
Bestuiving door de wind
Veel stuifmeel
Kleine onopvallende bloemen
Meeldraad hangt buiten de 
bloem

Slide 31 - Slide

Bevruchting
Een buisje met de kern van de  stuifmeelkorrel groeit naar de eicel toe.
-> cellen versmelten
= bevruchting

Slide 32 - Slide

Na de bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een vrucht.
De zaadbeginsels worden zaden.
Waarom maakt een plant vruchten om de zaden heen?

Slide 33 - Slide

§10.5 voortplanten zonder bevruchting

= zonder mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen
= ongeslachtelijke voortplanting

Slide 34 - Slide

wortelstok = ondergrondse wortel waar nieuwe planten uitgroeien

Slide 35 - Slide

uitlopers = boven de grond

Slide 36 - Slide

knollen

Slide 37 - Slide

bollen
Klisters

Slide 38 - Slide

Planning
Je hebt nu alles herhaald voor het Se H9/10. 
Oefen met het maken van een staafdiagram! (nog 2 oefendia's)

Slide 39 - Slide

Grafieken maken
Staafdiagram en lijngrafiek
-Assen
-Groot- en eenheid
-Legenda

Slide 40 - Slide

Maak een staafdiagram van de gegeven tabel.

Slide 41 - Slide