woordjes unit 5 lesson 2-3

rhino
A
de Rijn
B
bossen
C
bezem
D
neushoorn
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

rhino
A
de Rijn
B
bossen
C
bezem
D
neushoorn

Slide 1 - Quiz

cub
A
jongen
B
welp
C
ukkie
D
biggetje

Slide 2 - Quiz

rare
A
zeldzaam
B
raar
C
vreemd
D
raden

Slide 3 - Quiz

to disappear
A
zoek raken
B
opraken
C
verstoppen
D
verdwijnen

Slide 4 - Quiz

to capture
A
vangen
B
verdwijnen
C
hoofdletters schrijven
D
tramstation

Slide 5 - Quiz

wildebeest
A
leeuw
B
tijger
C
gnoe
D
losgeslagen jeugd

Slide 6 - Quiz

poaching
A
pochen
B
stropen
C
paardrijden
D
koken

Slide 7 - Quiz

vacht
A
vegetation
B
calf
C
skin
D
fur

Slide 8 - Quiz

slagtanden
A
tusks
B
horns
C
teeth
D
ivory

Slide 9 - Quiz

zorgen voor
A
to help with
B
to care for
C
to take care for
D
to help for

Slide 10 - Quiz

nijlpaard
A
nilehorse
B
riverhorse
C
hippo
D
antilope

Slide 11 - Quiz

vijand
A
enemy
B
ennemie
C
opponent
D
friend

Slide 12 - Quiz

admission
A
entreekosten
B
toegangsprijs
C
kaartje
D
toestemming

Slide 13 - Quiz

big top
A
grote punt
B
hoogste punt
C
circustent
D
de grote baas

Slide 14 - Quiz

busker
A
iemand die op de bus wacht
B
dief
C
buschauffeur
D
straatartiest

Slide 15 - Quiz

display
A
voorstelling
B
demonstratie
C
toetsenbord
D
vitrine

Slide 16 - Quiz

jugglers
A
jongleerders
B
dieven
C
goochelaars
D
boeven

Slide 17 - Quiz

marching band
A
marcherende soldaten
B
harmonie
C
fanfare
D
verband

Slide 18 - Quiz

rhythm
A
rijmen
B
rijmschema
C
slagwerk
D
ritme

Slide 19 - Quiz

spectator
A
toeschouwer
B
verrekijker
C
geweldig
D
bril

Slide 20 - Quiz

attractie
A
attraction
B
acrobat
C
ride
D
merry-go-round

Slide 21 - Quiz

botsauto's
A
butch cars
B
bumper cars
C
humping vehicles
D
collision cars

Slide 22 - Quiz

carnavalswagen
A
float
B
carnivalswagon
C
fleet
D
partywagon

Slide 23 - Quiz

gokken
A
to gock
B
to gamble
C
to deal
D
to hassle

Slide 24 - Quiz

kraampje
A
little house
B
stand
C
tent
D
booth

Slide 25 - Quiz

muntje
A
coin
B
token
C
money
D
small change

Slide 26 - Quiz

optreden
A
to perform
B
to play
C
to act
D
to demonstrate

Slide 27 - Quiz

pop
A
doll
B
pop
C
puppet
D
small person

Slide 28 - Quiz

reuzenrad
A
giant wheel
B
ferris wheel
C
big top
D
merry-go-round

Slide 29 - Quiz

spookhuis
A
ghost house
B
ghost palace
C
haunted house
D
haunted palace

Slide 30 - Quiz