Starttaal 2F: Thema 1 - H4 - les 3

Starttaal 2F Leerwerkboek A
PRÉ ENTREE
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Starttaal 2F Leerwerkboek A
PRÉ ENTREE

Slide 1 - Slide

Les organisatie

  • Boeken in de klas of in je tas!
  • Pen...
  • Jas + oortjes uit
  • Telefoon weg

Slide 2 - Slide

Huiswerk 12 december af..

1. Open Studiemeter
2. Klik op Starttaal 2F studiereader
3. We werken in thema 1 (vrije tijd) - Hoofdstuk 4 schrijven
4. Maak opdracht 2 + 3 (schrijfdoel instrueren)
5. Maak opdracht 4 + 5 (schrijfdoel overtuigen)

Slide 3 - Slide

Leerdoelen vorige week
Aan het einde van de les:

  • Weet je wat het schrijfdoel 'INSTRUEREN' is;
  • Kun je een korte tekst schrijven met als schrijfdoel: INSTRUEREN.
  • Weet je wat een standpunt is;
  • Weet je wat een argument is;

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 
Aan het einde van de les:

Weet je wat een standpunt is;
Weet je wat een argument is;
Kun je een korte 'overtuigende tekst' schrijven.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

4.1 Schrijfdoelen
Blz. 64
Lees theorie 3: een OVERTUIGENDE TEKST schrijven
Schrijfdoel - overtuigen

1. standpunt =  mening of overtuiging
2. argumenten = redenen waarom je dat vindt.

Slide 7 - Slide

Huiswerk hoor je te maken.
A
standpunt
B
argument

Slide 8 - Quiz

Huiswerk vind ik stom.
A
standpunt
B
argument

Slide 9 - Quiz

Ik heb geen tijd voor huiswerk.
A
standpunt
B
argument

Slide 10 - Quiz

Ik vergeet vaak mijn huiswerk.
A
standpunt
B
argument

Slide 11 - Quiz

Opdracht 6a

Ben je het eens of oneens met de stelling?
A
eens
B
oneens

Slide 12 - Quiz

Opdracht 6b
Schrijf zoveel mogelijk argumenten
op waarom je het eens of oneens bent.

Slide 13 - Mind map

Opdracht 6c
Schrijf de 2 beste argumenten op uit het woordweb.

Slide 14 - Open question

Blz. 66 - opdracht 6d
Schrijf een overtuigende tekst:
'Sportkantines moeten WEL of NIET stoppen met de verkoop van ongezonde snacks'.

Geef de 2 argumenten (redenen) waarom je dat vindt.
Minimaal 100 woorden.

Slide 15 - Slide

Huiswerk 19 december af..
1. Open Studiemeter
2. Klik op Starttaal 2F studiereader
3. We werken in thema 1 (vrije tijd) - Hoofdstuk 4 schrijven
4. Maak opdracht 6 af (schrijfdoel overtuigen)
5. Schrijf in Word een instructie, je mag zelf weten waar de instructie over gaat. Minimaal 75 woorden. 
Mail naar: a.bes@cvoaccent.nl 

Slide 16 - Slide

Leerdoelen 
Aan het einde van de les:

Weet je wat een DOELGROEP is;
Weet je wat INFORMELE TAAL is;
Weet je wat FORMELE TAAL is;

Slide 17 - Slide

4.2 Doelgroepen
Blz. 67
Lees theorie 4: Formeel en informeel taalgebruik

Doelgroep = de groep mensen voor wie je schrijft

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Welke doelgroep is dit?

Slide 20 - Open question

Gebruik je bij 'ouderen'
informele of formele taal?
A
informeel
B
formeel

Slide 21 - Quiz

Welke doelgroep is dit?

Slide 22 - Open question

Gebruik je bij 'voetballiefhebbers'
informele of formele taal?
A
informeel
B
formeel

Slide 23 - Quiz

Welke doelgroep is dit?

Slide 24 - Open question

Gebruik je bij 'jongeren'
informele of formele taal?
A
informeel
B
formeel

Slide 25 - Quiz

Welke doelgroep is dit?

Slide 26 - Open question

Gebruik je bij 'muziekliefhebbers'
informele of formele taal?
A
informeel
B
formeel

Slide 27 - Quiz

Welke doelgroep is dit?

Slide 28 - Open question

Gebruik je bij 'kinderen'
informele of formele taal?
A
informeel
B
formeel

Slide 29 - Quiz

Blz. 68 - opdracht 7a
Formeel of informeel?

'Doe je mee aan een ontwerpwedstrijd?'
A
formeel
B
informeel

Slide 30 - Quiz

opdracht 7b
'Graag hoor ik van u of u de minister kan garanderen dat het evenement volgend jaar subsidie krijgt'
A
formeel
B
informeel

Slide 31 - Quiz

opdracht 7c

'Geef maar aan of je meer attributen nodig hebt voor de sportdag'
A
formeel
B
informeel

Slide 32 - Quiz

opdracht 7d

'De maatpakken zullen conform de afspraak vrijdag geleverd worden'
A
formeel
B
informeel

Slide 33 - Quiz

opdracht 7e

'Mijn abonnement op dit tijdschrift zeg ik bij dezen op'
A
formeel
B
informeel

Slide 34 - Quiz

Blz. 68 - opdracht 8a - KIJK IN JE BOEK
Geef van elke situatie aan of je informele of formele taal zou gebruiken en waarom.
SITUATIE 1:

Slide 35 - Open question

Blz. 68 - opdracht 8b - KIJK IN JE BOEK
Geef van elke situatie aan of je informele of formele taal zou gebruiken en waarom.
SITUATIE 2:

Slide 36 - Open question

Blz. 68 - opdracht 8c - KIJK IN JE BOEK
Geef van elke situatie aan of je informele of formele taal zou gebruiken en waarom.
SITUATIE 3:

Slide 37 - Open question

Blz. 69 - opdracht 9a
Kijk in je boek en lees de eerst mail:
Vul de mail aan met 3 zinnen op dezelfde toon.
Dus formeel of informeel.

Slide 38 - Open question

Blz. 69 - opdracht 9b
Kijk in je boek en lees de eerst mail:
Vul de mail aan met 3 zinnen op dezelfde toon.
Dus formeel of informeel.

Slide 39 - Open question

Huiswerk 21 maart
- Piloxing opdracht: a.bes@cvoaccent.nl 
4A Dewy/ Rabab/ Djamilla
4B Daniël

- Sportkantine opdracht:  a.bes@cvoaccent.nl 
4A Denayro/ Rabab/ Djamilla/ Kyara
4B allemaal



Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide