This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is geen kenmerkend aspect van tijdvak 3 (500-1000 n Chr)?
A
De verspreiding van het christendom in geheel Europa
B
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
C
De vrijwel volledige vervanging van een agrarische cultuur door een autarkische agrarisch-stedelijke cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
D
Het ontstaan en de verspreiding van de islam
Slide 3 - Quiz
Feodalisme
Hofstelsel
Horigen
Domein
Economie
Politiek
Leenheer
Trouw / macht
Autarkisch
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Oorzaak / oorzaken van de toegenomen veiligheid na 1000 n Chr is / zijn:
A
Godsvredebeweging
B
Het feodale stelsel / leenstelsel
C
Einde aan de invallen van o.a. de Vikingen
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Wat zijn voorbeelden van stadsrechten, en wat moesten steden doen in ruil voor stadsrechten?
Stadsrecht
In ruil voor stadsrecht
Een stadsmuur bouwen
Soldaten leveren in oorlog
Zelf wetten maken/rechtspreken
Zelf markten organiseren
Belasting betalen
Slide 9 - Drag question
Slide 10 - Slide
Kenmerkend voor de vroege middeleeuwen is:
A
hofstelsel
B
geldeconomie
C
autarkisch-urbane samenleving
D
feodale verhoudingen in het bestuur
Slide 11 - Quiz
Na 1000 n Chr zorgt de toegenomen veiligheid in Europa voor o.a.:
A
opkomst geldeconomie
B
groei van de steden
C
het verdwijnen van het hofstelsel
D
bevolkingsgroei
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Leg uit dat het verlenen van stadsrechten goed waren voor zowel de stad als voor de landsheer
Slide 17 - Open question
Oorzaken ontstaan van steden
Gevolgen ontstaan van steden
Geldeconomie
Uitvindingen landbouw
Oprichting Hanze
Toenemende handel
Ontstaan marktplaatsen
Ontstaan gildes
Kopen van stadsrechten
Stadsbestuur met schout, schepenen en burgemeester.
Slide 18 - Drag question
Slide 19 - Slide
Paragraaf 4.3
KA: Het conflict tussen de wereldlijke en geestelijke macht om het primaat (= opperheerschappij)
Slide 20 - Slide
Vroege Middeleeuwen (500-1000)
Late Middeleeuwen (1000-1500)
feodale verhoudingen
herendiensten
handelsnetwerken (vb Hanze
drieslagstelsel
kerstening (Europa)
landbouw-stedelijke samenleving
stadsrechten (privileges)
volksverhuizingen
geldeconomie
ridderschap (ontstaan)
gilden
Clovis
hofstelsel
Slide 21 - Drag question
Slide 22 - Slide
Volgens paus Gelasius (eind 5e eeuw) bestond er in de wereld een tweezwaardenleer, wat inhoudt
A
Dat de macht van God in balans moest zijn met de macht van mensen
B
Dat er altijd een koning en een keizer moest heersen
C
Dat er sprake is van geestelijke macht en wereldlijke macht
D
Dat de paus de beschikking hoorde te hebben over de wereldlijke en geestelijke macht op aarde
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Wat is de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later met betrekking op de investituurstrijd? 1. De leenmannen van Hendrik IV willen hem niet meer gehoorzamen. 2. Keizer Hendrik IV benoemt toch bisschoppen en zet de paus af. 3. Gregorius VII doet keizer Hendrik IV in de ban. 4. Hendrik IV gaat naar Canossa om boete te doen en krijgt vergiffenis.