De opvatting van Frederik de Grote in deze bron past bij het verlicht absolutisme.
Toon dit met de bron aan.
Bron 7
In 1777 schrijft de Pruisische koning Frederik de Grote over de manier waarop een land moet worden bestuurd:
De koning is de vertegenwoordiger van de staat. Hij en zijn volk vormen samen één lichaam, dat alleen gelukkig kan zijn als de afzonderlijke delen door eensgezindheid bij elkaar worden gehouden. De vorst is voor de samenleving wat het hoofd is voor het lichaam: hij moet voor de hele gemeenschap zien, denken en optreden om haar alle gewenste voordelen te verschaffen. Als men wil dat het koningschap het wint van de republikeinse staatsvorm, dan staat de opdracht van de koning vast: hij moet energiek en eerlijk zijn, en al zijn krachten gebruiken om de taak die hem is opgelegd te vervullen.