Now, let's move to the relative pronouns
Relative pronouns zijn 'betrekkelijke voornaamwoorden'.
Ze verwijzen naar personen of dingen die al eerder in een zin genoemd zijn.
Bijvoorbeeld: De man die naar de bakker ging. Dan verwijst het woord die naar de eerder genoemde 'man'.
Voorbeelden van relative pronouns: who(m), which, that, whose, where, when.