Toon

Hoofdstuk 3 De juiste toon in je tekst 

3.1 Formuleren

                           Stijl van je tekst 

Voorbereiding op het schrijfexamen! 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 De juiste toon in je tekst 

3.1 Formuleren

                           Stijl van je tekst 

Voorbereiding op het schrijfexamen! 

Slide 1 - Slide

Hoe zien deze lessen eruit? 
- half uur instructie
- half uur tijd voor de opdrachten

huiswerk???? 

Slide 2 - Slide

Doel 
Je leert hoe je de juiste toon voor je tekst vindt. 

Dit ligt aan: 
voor wie je schrijft en 
wat je doel is met de tekst.

Slide 3 - Slide

De juiste toon
Welke toon past bij jouw lezers?
  • Denk aan je schrijfdoel.
  • Wie gaat de tekst lezen? (woordkeuze)
  • Wat weet mijn lezer?
  • Wat vindt mijn lezer interessant? 

Slide 4 - Slide

Tekstdoelen

Slide 5 - Mind map

Denk na wat je tekstdoel is en pas je toon daarop aan: 


Slide 6 - Slide

Welk doel hoort bij de volgende tekstvormen.
Informeren
Instrueren
Activeren
Overtuigen

Slide 7 - Drag question

Wie gaat mijn tekst lezen? 

Denk aan:

  • Leeftijd 
  • Man - Vrouw - Genderneutraal 
  • Opleiding van de lezer

Hoe spreek je de lezer aan en wat is het niveau?  


Slide 8 - Slide

Wie gaat mijn tekst lezen 2: overdrijf het niet! 

Slide 9 - Slide

Formeel taalgebruik is netjes.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 10 - Quiz

Kennis
Denk na voor wie je schrijft! Heeft deze persoon kennis van je onderwerp? 

Wat weet hij en wat is zijn voorkennis? 

Voorbeeld schrijfexamens 

Slide 11 - Slide

Wat is vakjargon?

Slide 12 - Open question

Wanneer gebruik je het woordje u in een tekst?

Slide 13 - Open question

De grote vraag: U of jij? 
Hangt af van veel factoren zoals: 

- relatie met lezer
- branche waarin je werkt (wat is verplicht?) 
- Welk bericht schrijf je? 

'U' schept een afstand.

Slide 14 - Slide

Opbouw
Toon in je tekst maak je met: 
 opbouw van je zinnen             
keuze van je woorden

Krant: zakelijk, strak, korte zinnen
Je eigen website: vaak persoonlijk, beleving, langere zinnen. 
commerciële tekst 

Slide 15 - Slide

Wat staat hier?
Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.

Slide 16 - Open question

Oefening! 

Kies het juiste antwoord.

De zinnen zijn steeds op drie manieren geformuleerd: 
  • (te) formeel 
  • neutraal 
  • (te) populair


Slide 17 - Slide

Kies de neutraalste:

A
Dat behoort helaas niet tot de mogelijkheden.
B
Dat gaat echt niet.
C
Dat is helaas niet mogelijk.

Slide 18 - Quiz

Kies de neutraalste zin:
A
De schoonmakers hadden de keuken natuurlijk beter moeten soppen.
B
De schoonmakers hadden de keuken beter moeten schoonmaken.
C
De schoonmakers hadden de keuken echter grondiger moeten reinigen.

Slide 19 - Quiz

Kies de formeelste zin:
A
Ik vond het wel fijn dat ze mij op mijn eerste dag eerst even vertelde hoe het programma in elkaar steekt.
B
Op mijn eerste dag heeft ze mij geïnformeerd over het functioneren van het boekhoudprogramma.
C
Op mijn eerste dag legde mevrouw De Boer mij uit hoe het boekhoudprogramma werkt.

Slide 20 - Quiz

Kies de neutraalste zin.
A
Hierdoor bleek de kwaliteit van het asfalt helemaal niet veel beter te zijn geworden.
B
Hierdoor nam de kwaliteit van het asfalt nauwelijks toe.
C
Hierdoor werd de kwaliteit van het asfalt echter niet noemenswaardig verbeterd.

Slide 21 - Quiz

De neutraalste:
A
Als u op dit aanbod wilt ingaan, dan vragen wij u om te bellen naar onderstaand telefoonnummer.
B
Als u op dit aanbod wilt ingaan, dan vragen wij u om te bellen naar onderstaand telefoonnummer.
C
Mocht u desgewenst gebruik willen maken van dit aanbod, dan verzoeken wij u om contact op te nemen via het telefoonnummer.

Slide 22 - Quiz

Herschrijf! 

Slide 23 - Slide