Starttaal instap thema 1 taak D: Mag ik iets vragen?

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Nederlands

Starttaal instap deel A thema 1

Taak D: mag ik iets vragen?

Doel

Aan het einde van deze taak:

Weet jij hoe je een vraag stelt.

Weet jij de goede manier om dat te doen.

Weet jij wanneer je jij en u gebruikt.

Bladzijde 40

Je vraag beginnen

Je vraag heeft vaak 1 van deze woorden:

- Wie

- Wat

- Waar

- Wanneer

- Waarom

-Hoe

We noemen dit vraagwoorden!

Voorbeelden

Van wie hebben wij vandaag les?

Waar hebben wij les?

Waarom moet ik dat doen?

Wat gaan we doen?

Hoe kom ik bij lokaal 54?

Wanneer ben ik uit?

Maak 6 vraagzinnen in 1 minuut

Wie . . .  ?

Waar . . . ?

Waarom . . . ?

Wat . . . ?

Hoe . . . ?

Wanneer . . . ?

 Kijken en luisteren (blz. 40/41)

Wat wil Niels weten?

Aan wie stelt Niels zijn vraag?

Welk antwoord krijgt Niels op zijn vraag?

Is dat ook het antwoord wat hij wilde hebben?

ja

nee

Wat kan Niels de volgende keer anders doen?

Kijken en luisteren

We gaan kijken naar een 2de filmpje. In het filmpje stelt iemand een vraag.

Na het filmpje geven we antwoord op de vragen.

d1 Wat wil Niels weten?

d2 Aan wie stelt Niels zijn vraag?

d3 Welk antwoord krijgt Niels?

d5 Wat doet Niels in dit gesprek beter dan in het eerste gesprek?

1. Wat is er aan de hand en wat wil Najib?

2. Wat vinden jullie van de manier waarop Najib zijn vragen stelt?

3. Hoe zouden jullie reageren op Najibs vragen?

4. Welke tips hebben jullie voor Najib?

Uitleg

blz 45: we lezen samen de uitleg.

Bij welke mensen gebruik je
'u' in een vraag?

Onbekende mensen in een winkel

U of jij?

1. U
2. Jij
3. U en Jij

De buurvrouw van 65 jaar

U of jij?

1. U
2. Jij
3. U en Jij

Leeftijdgenoten die je niet kent

U of jij?

1. U
2. Jij
3. U en Jij

Een verpleegkundige van 18 jaar in het ziekenhuis.
U of jij?

1. U
2. Jij
3. U en Jij

Hoe zit het nou met "u"

Je gebruikt u als:

- je praat met een persoon in officiële functie, zoals de dokter.

- je praat met een persoon die niet kent.

Soms: tegen iemand die ouder is.

Je zegt dan vaak: "meneer" of "mevrouw"

Je gebruikt "u", omdat het netjes is.

Doen

Maken opdracht 3 op blz. 46 en 47.

Kruis aan of het taalgebruik past bij de situatie.

Leg daarna je antwoord uit. 

Klaar? Samen bespreken. 

Huiswerk: interview opdracht

Interview een volwassene

Gebruik de vraagkaarten

Schrijf de antwoorden op

Neem morgen mee naar school

Uitleg

Blz. 48: we lezen samen de uitleg.

Hoe vraag je op een goede manier om aandacht als je een vraag hebt?

Opdracht 4

Blz. 49 opdracht 4.

Vraag 4B: geef antwoord op de 3 vragen in je boek:

1. Hoe vraagt de jongen om aandacht?

2. Vind je dat de jongen op het goede moment een vraag stelt?

3. Hoe zou jij de vraag stellen?

Opdracht 5

Blz. 50 opdracht 5. We lezen samen de uitleg en de situatie.

Maak 5 c (blz 51)

Bedenk wat je moet weten als je deze opdracht krijgt.

Bedenk aan wie je dat wil vragen.

Gebruik je "jij" of "u"?

Schrijf 2 vragen op die passen bij de situatie.

5 d

Lees de situatie:

Bedenk 2 vragen die kunt stellen bij deze situatie.

Vul je antwoorden in op blz. 52 en 53 in je boek. 

Welke vraag stel je over de sportdag aan de directeur?

Extra opdracht (blz 52)

Geen filmpje, maar een rollenspel.

Speel 2 situaties (1 hoe het niet en 1 hoe het wel moet)

Spelen en bespreken

 Rood = fout

Oranje = twijfel

Groen = goed