Les 7 Optica van oog en zachte contactlenzen-rekenvragen

Vraag 1
De middendikte van een lens is 0,52 mm. Deze lens is geschikt voor een cornea met Kgem van 8,15 mm. Je past deze lens op een cornea met een gemiddelde cornearadius van 8,55.
Welke overrefractie verwacht je?  
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Wiskunde

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vraag 1
De middendikte van een lens is 0,52 mm. Deze lens is geschikt voor een cornea met Kgem van 8,15 mm. Je past deze lens op een cornea met een gemiddelde cornearadius van 8,55.
Welke overrefractie verwacht je?  

Slide 1 - Slide

T’verschil= 2,4 x dm x r verschil








rv= Kgem van de cornea – Kgem waarop de lens geschikt is = 8,55 – 8,15 = +0,40   deze +  ook meenemen naar de berekening
T'v= 2,4 x 0,52 x + 0,4 = +0,49 dpt

Dan verwacht je bij de overrefractie een sterkteverschil van –0,50

Slide 2 - Slide

Vraag 2
Brilrefractie S +2,50 C –0,75 as 25.  U plaats een lens S +3,00= C –1,00 as 5.  De inclinatie van lens is 0.
Wat is de min as van de overrefractie? 

Slide 3 - Slide

SFOD tekenen of
Met de klok mee geïnclineerd
as overrefractie= (as oogfout -1/2 inclinatie) + 45
= (25 -1/2 20) +45= 60
De min as van de overrefractie zit op 60

Slide 4 - Slide

Vraag 3
 U voert een oogmeting uit. De refractie is S -2,00 = C -1,25 as 150°. De visus is 1,0.U plaatst een volcorrigerende paslens. De visus is dan 0,8. De passing is goed. Hoeveel inclineert de lens?

Met andere worden hoeveel is α

Slide 5 - Slide

Vuistregel= per KC fout 0,25 een visus daling van 0,1
 Visus 0,2 gedaald= KC fout 50
KC = C x sinα     
0,5  = 1,5 x sinα           sinα  = 0,5/1,50 =0,33333
α   = inverse sin 0,3333333   = 19,47 graden ronden we af naar 20
 Wat is de inclinatie  = 20  je weet niet of het een - of + is

Slide 6 - Slide

Vraag 4
 U voert een oogmeting uit. De refractie op ha 0 mm is S -3,75 = C -1,50 as 70°. De visus is 1,0. U plaatst een volcorrigerende contactlens. De inclinatie is -20.
Wat is de verwachte visus?

Slide 7 - Slide

Vuistregel= per KC fout 0,25 een visus daling van 0,1
KC = C x sinα   
KC= 1,5  sin 20= 0,51 dpt
visus gaat waarshijnlijk 0,2 dalen
1,0-0,2= 0,8 de verwachte visus

Slide 8 - Slide

Vraag 5
De sterkte van de bril is S –3.50 C –2.0 as 180 ha 18 mm.
Wat is de sterkte van de cilinder die  de contactlens moet hebben?

Slide 9 - Slide

Omrekenen naar ha=0
In 180 graden  -3,50  =
In 90 gaden -5,00 =

De cilinder in de contact lens moet worden –1,75.


Slide 10 - Slide

Vraag 6
Refractie S-4,00 C –0.50 as 90, ha 15 mm. KOD 7,60/7,80 cornea diameter is 11,8/11,2.
Welke parameters heeft de beste (meest ideale) hydrogel lens?

Slide 11 - Slide

 De beste hydrogel lens is
diam = 11,8 +2 =13,8
Kgem= 7,7 + 0,9 = 8,60
Voor de sterkte = let op dat je eerst de sterkte omrekent naar ha 0 . Geen cilinder in zetten pas vanaf 0,75
8,60/-4,00/13,8  

Slide 12 - Slide

Vraag 7
U past een volcorrigerende zachte torische contactlens aan met de volgende sterkte: S -2,00 = C -1,00 as 40°.  

U beoordeelt de lens en noteert op de statuskaart: inc -15
Wat is de cilinder van de overrefractie? 

Slide 13 - Slide

KC = C x sinα  
KC= 1 x sin15= 0,2588dpt
S+0,25 = C-0,50
Wat is de cilinder van de overrefractie?  -0,50 dpt

Slide 14 - Slide

Vraag 8
U plaatst een volcorrigerende zachte sferische contactlens op een oog met Kgem 7,90. De cliënt heeft een visus van 1,3. De lens heeft een bcr van 8,70 en een middendikte van 0,35 mm. Volgens de aanpasrichtlijn is de lens geschikt voor een cornea met Kgem 7,60. Wat is de verwachte visus? 

Slide 15 - Slide

rv= Kgem van de cornea – Kgem waarop de lens geschikt is
     = 7,90 -7,60= +0,3
T’verschil= 2,4 x dm x r verschil = 2,4 x 0,35 x +0,3= + 0,2448 dpt
Er ontstaat er een overrefractie van 0,25 dpt. Per S 0,25 is er een visus daling van 0,1
De verwachte visus is 1,3-0,1= 1,2

Slide 16 - Slide

    Torische lens buigt meer door, sterkte is lager visus is lager

Slide 17 - Slide