This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Tijdvak 4 Steden en Staten
Slide 1 - Slide
Vorige les
Welke veranderingen er aan het einde van de 10e eeuw in Europa plaatsvinden.
Klimaatverandering in de 10e eeuw en de gevolgen daarvan
Technische innovaties uit de 1oe eeuw en de gevolgen daarvan
Slide 2 - Slide
Vorige les
Groeide macht van steden in de 12e eeuw > waarom de stadsrechten hiervan het bewijs zijn.
Zelfstandige steden > wie zijn er dan de elite binnen de steden?
Hoe werd er gezorgd voor 'de rest' van de bevolking?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
A
B
Slide 5 - Slide
Wat moet er staan op plek A en wat moet er staan op plek B?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Welke financiele instrumenten en instellingen ontwikkelden zich in de late middeleeuwen?
Slide 8 - Slide
Welke financiële instrumenten en instellingen ontwikkelden zich in de late middeleeuwen?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Werken in de stad
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Koggeschip
Slide 15 - Slide
Het Koggeschip voer voornamelijk naar Polen en de Baltische staten, waarom?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Op de locatie van de cirkel werd veel geld verdiend aan het handelsverkeer vanuit Nederland, waarom?
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Ook via de weg kwam de handel weer op gang. Waarom was dit voorheen, in de vroege middeleeuwen, niet mogelijk en nu weer wel?
Slide 20 - Open question
De Middeleeuwse stad
Zeker geen saaie plaats! Welke ambachten zie jij?
Wat herken jij voor gebouwen? Herken jij de 3 standen? Wat is een gilde? Zou dit een Hanzestad kunnen zijn? Hoe is deze stad ontstaan?
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Voor steden in de late middeleeuwen was het stadwapen en het keurmerkloodje erg belangrijk, waarom denk je?
Slide 24 - Open question
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een schoenmaker. Een hersteller van schoenen, tassen en andere dingen van leer. Ook nu nog is er één in het centrum van Almelo.
Slide 25 - Slide
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een kruier.
Iemand die helpt met dragen, vertillen, verhuizen, of sjouwen.
Slide 26 - Slide
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een kaasdrager.
Kazen uit Gouda zijn erg beroemd.
De kazen werden gedragen, een erebaantje!
Slide 27 - Slide
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een leerlooier
Iemand met dit vak kon stugge dierenhuiden bewerken tot leer, en et in elke vorm krijgen. Een paardenzadel, of een tas.
Slide 28 - Slide
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een timmerman
Iemand met dit vak kon huizen helpen bouwen (die van hout waren) of meubels maken.
Slide 29 - Slide
Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een houtrasper
Iemand met dit vak kon hout raspen. Van een kromme boomstam raspte men er een mooie ronde balk van. Een mooie spriet of een mooie mast voor een schip!
Slide 30 - Slide
Ik ben de meester
Ik ben goed in dit ambacht. Om dit vak te leren ga je bij mij 'in de leer'. Dan leer ik je dit vak.
Je gaat niet naar school maar je werkt. Regelmatig moet je een proef maken, tot je examen doet. Ben je geslaagd dan ben je net zo goed als ik in dit ambacht.
Schilders, dokters, bakkers en slagers hadden allemaal gildes.
Ik ben de leerling
Ik let goed op en doe goed mijn best. Ik ga toch niet naar school.
Als ik het goed doe, ben ik over 10 jaar misschien wel geslaagd!