Grammatica hfst 3 en 4 en Spelling H3 HAVO 1

Even herhalen!
  • ontleden van de zinnen
  • zinsdelen
Voorbeeld
De monteur besluit die kleine reparatie vandaag om halfdrie uit te voeren.

  • WW-spelling TT en VT
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Even herhalen!
  • ontleden van de zinnen
  • zinsdelen
Voorbeeld
De monteur besluit die kleine reparatie vandaag om halfdrie uit te voeren.

  • WW-spelling TT en VT

Slide 1 - Slide

Doelen van vandaag
  • Ik weet het lijdend voorwerp te vinden
  • ik weet het meewerkend voorwerp te vinden
  • ik weet de bijwoordelijke bepaling te vinden
  • Ik weet hoe ik de werkwoorden in de verledentijd en tegenwoordige tijd moet schrijven. 

Slide 2 - Slide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp (LV) is het voorwerp dat of de persoon die nodig is om de handeling uit te voeren. Het lijdend voorwerp maakt de handeling mee zonder zelf iets te doen.

Voorbeeld
De leraar mailt het huiswerk
De medewerker haalt zijn collega op.

Slide 3 - Slide

Hoe vind ik dus snel het lijdend voorwerp?
Dan stel je de volgende vraag.

Wie of wat + gezegde + onderwerp?


Slide 4 - Slide

meewerkend voorwerp
dat is de persoon die iets ontvangt

Vraag 
Aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 5 - Slide

Wel of geen meewerkend voorwerp
  • een meewerkend voorwerp kan met het voorzetsel aan beginnen, maar dat hoeft niet.
  • Niet alle zinsdelen die met aan beginnen, zijn meewerkend voorwerp.

Slide 6 - Slide

Hoe kan ik dit controleren
  • let op of het werkwoord vraagt om iemand iets te ontvangen
  • als je aan kunt weglaten in dat zinsdeel, dan is het het meewerkend voorwerp
  • als je aan kunt toevoegen aan het zinsdeel, dan is het het meewerkend voorwerp

Slide 7 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
  • om snel een bijwoordelijk bepaling te vinden, stel je vragen als: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, hoe, hoeveel?
  • een bijwoordelijke bepaling begint vaak met een voorzetsel
  • als de vraagwoorden waar, wanneer, waardoor, waarmee aparte zinsdelen zijn
  • de woorden ook, wel, niet en toch 
 

Slide 8 - Slide

Even oefenen
Maak met de volgende werkwoorden zinnen waarin een onderwerp en een lijdend voorwerp voorkomen.
  • bekeuren
  • afhalen
  • zagen
  • insmeren
  • toejuichen
  • meenemen

Slide 9 - Slide

even oefenen
Maak met de volgende werkwoorden zinnen waarin een onderwerp en een lijdend voorwerp voorkomen en een meewerkend voorwerp
bekeuring
afhalen
meenemen

Slide 10 - Slide

Even oefenen
Maak met de volgende werkwoorden zinnen waarin een onderwerp en een lijdend voorwerp voorkomen en voeg een bijwoordelijke bepaling toe.
bekeuren
afhalen
zagen
insmeren
toejuichen
meenemen

Slide 11 - Slide

Evaluatie
  • ik weet nu hoe ik het wwg, o, lv, mv en bwb kan vinden
  • ik weet hoe ik de werkwoorden moet vervoegen in de zin

Slide 12 - Slide

Waar ik graag meer mee wil oefenen is?

Slide 13 - Open question