2. Vraagwoord + est-ce que + onderwerp + werkwoord
Où est-ce que tu vas?
Wanneer je het vraagwoord achteraan in de zin zet, heb je één mogelijkheid:
1. Onderwerp + werkwoord + vraagwoord
Tu vas où?
Slide 9 - Slide
Welke vraag is grammaticaal NIET correct?
A
Tu vas où ?
B
Où est-ce que tu vas ?
C
Où vas-tu ?
D
Vas-tu où ?
Slide 10 - Quiz
Welke vraag is grammaticaal NIET correct?
A
Quand elle est partie ?
B
Elle est partie quand ?
C
Quand est-ce qu'elle est partie ?
D
Quand est-elle partie ?
Slide 11 - Quiz
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
WIE
Als wie het onderwerp is, gebruik je qui of qui est-ce qui.
Qui est ton prof préféré? Wie is je favoriete leraar?
Qui est-ce qui est ton prof préféré? Wie is je favoriete leraar?
Als wie het lijdend voorwerp is, gebruik je qui + inversie of qui est-ce que
Qui as-tu vu ? Wie heb je gezien?
Qui est-ce que tu as vu ? Wie heb je gezien?
Slide 12 - Slide
Welke vorm van 'qui'? .... a-t-elle rencontré ?
A
Qui
B
Qui est-ce qui
C
Qui est-ce que
Slide 13 - Quiz
Welke vorm van 'qui'? .... est ton meilleur ami ?
A
Qui
B
Qui est-ce qui
C
Qui est-ce que
Slide 14 - Quiz
Welke vorm van 'qui'? .... tu as rencontré ?
A
Qui
B
Qui est-ce qui
C
Qui est-ce que
Slide 15 - Quiz
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
WELKE
Het vraagwoord welke vertaal je met een vorm van quel. Er zijn 4 vormen. Kijk hierbij, net als lidwoorden en bezittelijk voornaamwoorden, naar het zelfstandig naamwoord waar het over gaat.
Quel garçon ?Welke jongen?
Quelle fille? Welk meisje?
Quels profs ? Welke leraren?
Quelles tomates? Welke tomaten?
Slide 16 - Slide
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
WAT (1)
Als je na wat een vorm van 'zijn' gebruikt én een zelfst. nmw., gebruik je quel + een vorm van être.
Slide 17 - Slide
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
WAT (2)
Staat er na wat géén vorm van 'zijn' + zelfst. nmw.? Kijk naar de functie in de zin.
Is wat onderwerp? Gebruik qu'est-ce qui.
Is wat lijdend voorwerp? Gebruik que/qu' gevolgd door inversie of est-ce que.
Slide 18 - Slide
Welk Frans vragend voornaamwoord past? (Wat) tu regardes à la télé ?
A
Qu'est-ce que
B
Qu'est-ce qui
C
Quels
D
Que
Slide 19 - Quiz
Welk Frans vragend voornaamwoord past? (Wat) sont tes hobbies ?
A
Qu'est-ce que
B
Qu'est-ce qui
C
Quels
D
Que
Slide 20 - Quiz
Welk Frans vragend voornaamwoord past? (Wat) ne va pas ?
A
Qu'est-ce que
B
Qu'est-ce qui
C
Quels
D
Que
Slide 21 - Quiz
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
Samenvatting
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Voorzetsel
Wie
Qui
Qui + est-ce qui
Qui + inversie
Qui + est-ce que
Voorzetsel + qui + inversie
Voorzetsel + qui + est-ce que
Wat
Qu' + est-ce qui
Que + inversie
Qu' + est-ce que
Voorzetsel + quoi
Wat + vorm van zijn + zelfstandig naamwoord
Quel(le)(s) + vorm van être
Slide 22 - Slide
Wie
Waarom
Qu'est-ce que
Waar
Quand
Hoe
De vraagwoorden
Qui
Pourquoi
Wat
Wanneer
Où
Comment
Slide 23 - Drag question
Comment tu t'appelles?
Comment est-ce que tu t'appelles?
Tu t'appelles comment?
gewone volgorde + vraagwoord
vraagwoord + gewone volgorde
vraagwoord + est-ce que + gewone volgorde
Slide 24 - Drag question
Welk Frans vragend voornaamwoord past? À (wie) tu donnes le stylo ?
A
qui
B
qui est-ce qui
C
qui est-ce que
D
quoi
Slide 25 - Quiz
Welk Frans vragend voornaamwoord past? À (wie) donnes-tu le stylo ?
A
qui
B
qui est-ce qui
C
qui est-ce que
D
quoi
Slide 26 - Quiz
Welk Frans vragend voornaamwoord past? Avec (wat) il part ?
A
qui
B
qui est-ce qui
C
qui est-ce que
D
quoi
Slide 27 - Quiz
Maintenant je comprends tout! Nu begrijp ik alles!
OUI!!
NON
UN PEU
Slide 28 - Poll
Samen een interview lezen
Tekst havo examen
'Zaz est admirée dans le monde entier'
Slide 29 - Slide
Zaz est admirée dans le monde entier
5 D
6 Mais selon
7 A
8 B
Slide 30 - Slide
Partie 4
- Grammaire III (U3): vragend voornaamwoorden
- Interview Zaz
Interviewvragen!
Antwoord geven op gestelde vragen van interviewer + zelf vragen bedenken
Slide 31 - Slide
Les devoirs
Vendredi le 3 février: leren voc. Ecouter (U3) + werkwoorden op -ir, boire, connaitre, devoir en recevoir
Lundi le 6 février: maak de oefenluistertoets in Woots