1.A - Je kunt beschrijven wat het betekent dat God leiding heeft over levens van mensen;
1.B - Je kunt uitleggen dat een leider moest laten zien hoe de Messias is;
1.C - Je kunt vertellen wanneer God vloek of zegen geeft;
1.D - Je kunt duidelijk maken dat keuzes voor of tegen God bepalend zijn voor je leven.