• Hoe dichter een planeet bij de zon staat, hoe groter zijn snelheid en hoe korter zijn omlooptijd.
• De astronomische eenheid (AE) is de gemiddelde afstand tussen de aarde en de zon.
1 AE = 150 000 000 km.
• De aardse planeten hebben een hard, rotsachtig oppervlak.
• De reuzenplaneten zijn veel groter dan de aardse planeten en bestaan voor een groot deel uit gassen.
• De atmosferen van de aarde, Venus en Mars bestaan uit verschillende mengsels van gassen. In de aardse atmosfeer komt stikstof het meest voor, gevolgd door zuurstof. De atmosferen van Venus en Mars bestaan vooral uit koolstofdioxide.
• Wetenschappers doen op verschillende manieren onderzoek aan hemellichamen in het zonnestelsel. Voorbeelden zijn onderzoek door een flyby, met orbiters en landers.