Het bijvoegelijk naamwoord deel 1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Lesdoelen:

- Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat het doet in het Nederlands maar ook in het Frans

- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord aanpassen aan het onderwerp waar het bij staat

Wat weet je over het bijvoeglijk naamwoord?

Kies de juiste vorm:
Le parc est (groot)

1. grande
2. grand
3. grandes
4. grands

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)

1. bleu
2. bleus
3. bleue
4. bleues

Kies de juiste vorm:
Les voitures sont (groen)
(une voiture)

1. vertes
2. verte
3. vert
4. verts

Voorbeelden:

Il a un chat gris

Ma mère a cinq chats gris

L'éléphant est gros

les éléphants sont gros

Mon chat est rouge

Ma chambre est rouge aussi

Le mur jaune

Les maisons jaunes

Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
(un chat)

1. rouge
2. rouges
3. rougee
4. rougees

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)

1. francais
2. francaise
3. francaiss
4. francaises

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)

1. tristee
2. tristes
3. tristees
4. triste

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)

1. beaux
2. belles
3. belle
4. beau

Kies de juiste vorm:
Les tables sont (mooi)
(une table)

1. joli
2. jolies
3. jolie
4. jolis

Ik begrijp hoe een bijvoeglijk naamwoord werkt in het Frans.

😒🙁😐🙂😃

Kies de juiste vorm:
Mon grand-père est (Duits)

1. Allemands
2. Allemande
3. Allemandes
4. Allemand

Ik kan een bijvoeglijk naamwoord in een zin gebruiken

😒🙁😐🙂😃