This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Wanneer gebruik je in Word de optie OPSLAAN ALS?
A
Om het document onder een andere naam op te slaan
B
Om het document te sluiten
C
Om het document naar iemand toe te mailen
D
Om er een Excel bestand van te maken
Slide 1 - Quiz
Met welke SNELTOETS kun je jouw document opslaan?
A
F11
B
CRTL+S
C
ALT+S
D
SHIFT+S
Slide 2 - Quiz
Met welke SNELTOETS kun je de tekst vet maken?
A
CTRL+B
B
CTRL+C
C
CTRL+N
D
CTRL+U
Slide 3 - Quiz
Met welke SNELTOETS kun je de tekst onderstrepen?
A
CTRL+B
B
CTRL+N
C
CTRL+V
D
CTRL+U
Slide 4 - Quiz
Met welke SNELTOETS kun je de tekst Cursief maken?
A
CTRL+V
B
CTRL+I
C
CTRL+C
D
CTRL+X
Slide 5 - Quiz
Met welke SNELTOETS kun je een nieuw leeg document maken?
A
F12
B
Alt+N
C
CRTL+N
D
SHIFT+N
Slide 6 - Quiz
Via welk tabblad in het lint kun je Bronvermelding toevoegen?
A
Ontwerpen
B
Indeling
C
Invoegen
D
Verwijzingen
Slide 7 - Quiz
Je hebt in een nieuw leeg document een stukje tekst getypt en je drukt op de ENTER toets. Je typt opnieuw een stukje tekst en drukt opnieuw op ENTER. Je typt nog een beetje tekst en drukt opnieuw op ENTER. Uit hoeveel alinea's bestaat jouw document nu?
A
1 alinea
B
2 alinea's
C
3 alinea's
D
0 alinea's
Slide 8 - Quiz
In een document staat de CURSOR midden in een woord. Je klikt drie keer met de linker muisknop.
Wat is er nu geselecteerd?
A
Het hele woord
B
De hele alinea
C
De hele zin
D
Het hele document
Slide 9 - Quiz
Je wilt een lettergrootte van 21,5 instellen.
KAN DIT?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Kun je document direct in OneDrive opslaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Hoe kun je een Word-document direct als bijlage in Outlook hangen?
A
Je moet eerst opslaan
B
Via Delen
C
Via Afdrukken
Slide 12 - Quiz
Via welk tabblad in het lint kun je Samenvoegen en afdrukken
A
Invoegen
B
Verwijzing
C
Start
D
Verzendlijsten
Slide 13 - Quiz
Wat is een thema in WORD?
A
Het onderwerp waar het document over gaat
B
Een set op elkaar afgestemde kleuren en lettertypen
C
Een sjabloon
D
Een specifiek document
Slide 14 - Quiz
Welke aanvulling past het best? Een dialoogvenster wordt gebruikt om:
A
Meer informatie over een functie te krijgen
B
Een document te sluiten
C
Meerdere instellingen tegelijkertijd toe te passen
D
Alle voorgenoemde mogelijkheden
Slide 15 - Quiz
Welke beweringen is waar?
A
Alle alinea's in het document hebben per definitie de zelfde regelafstand
B
Je kunt zowel de regelafstand als de afstand tussen alinea's zelf bepalen
C
De in te stellen regelafstand is afhankelijk van het lettertype
D
Regelafstand verandert automatisch als je de lettergrootte aanpast
Slide 16 - Quiz
Waar of Onwaar? Als je een geknipte selectie in het document plakt, wordt deze selectie na het plakken meteen van het klembord verwijder.
A
Waar
B
Onwaar
Slide 17 - Quiz
Wat gebeurt er als je op de PgDn toets drukt?
A
De tekst wordt een paginalengte verschoven
B
De cursor invoegpositie wordt naar de volgende pagina verplaatst
C
De tekst een schermhoogte verschoven
D
De cursor invoegpositie wordt 25 tekstregels verplaatst
Slide 18 - Quiz
Waar wordt in WORD de tab "verzendlijsten" voor gebruikt
A
Om een document dubbelzijdig af te drukken
B
Om twee bestanden met elkaar te kunnen vergelijken
C
Voor het maken van een mailing of het maken van een etiketten vel
D
Voor het invoegen van een tabel met persoonsgegevens
Slide 19 - Quiz
Wat is nodig om een automatische inhoudsopgave te genereren ?
A
Het document moet van paginanummer zijn voorzien
B
Boven ieder hoofdstuk moet een hoofdstuknummer staan
C
Het document moet tekst bevatten met de stijlen, kop 1, kop, etc.
D
Word kan geen automatische inhoudsopgave maken
Slide 20 - Quiz
Via welk tabblad in het lint kun je jouw navigatievenster op het scherm krijgen?
A
Tabblad weergave
B
Tabblad bestand
C
Tabblad invoegen
D
Tabblad beeld
Slide 21 - Quiz
Waar of Onwaar? De knop om met één klik een word document te openen is in Word 365 niet meer beschikbaar
A
Waar
B
Onwaar
Slide 22 - Quiz
Hoe kun je ervoor zorgen dat je in Word met Excel kunt werken?
A
door Excel op te starten, een aantal cellen te kopiëren en deze met Ctrl+V in een Word document te plakken
B
Door in Word een Excel werkblad in te voegen
C
Door in Word op Bestand te klikken en vervolgens te kiezen voor openen. je kiest dan het betreffende Excel bestand en dit wordt ingevoegd
D
Het is niet mogelijk om in Word te werken met Excel
Slide 23 - Quiz
Je bent in Word 365 aan het werk met een .doc bestand. Welke functies zijn er beschikbaar?
A
Alle functies zijn beschikbaar
B
Het is in Word 365 alleen mogelijk om een .doc bestand te lezen, niet te bewerken
C
Het is in Word 365 niet mogelijk om een .doc bestand te openen
D
Word 365 werkt alleen met .docx bestanden
Slide 24 - Quiz
Je hebt een tekst ingetypt, maar had per ongeluk de CAPS LOCK aanstaan. Je selecteert de betreffende tekst. Met welke sneltoets combinatie kun je vervolgens de letters weer klein maken?
A
ALT+F3
B
CTRL+F3
C
SHIFT+F3
Slide 25 - Quiz
In een document van vijf pagina's wil je dat alleen de derde pagina liggend is. Welke van de onderstaande mogelijkheden gebruik je hiervoor?
A
Een Thema
B
De afdrukoptie aangepaste afdruk
C
Een sectie
D
Het is niet mogelijk om één pagina liggend te maken, terwijl de andere staand zijn
Slide 26 - Quiz
Er staat afbeelding in je document. maar je kunt deze afbeelding niet opmaken via Hulpmiddelen voor Afbeeldingen tab. Wat kan er aan de hand zijn?
A
De afbeelding is niet geselecteerd
B
De afbeelding is een .png en niet een .jpg bestand
C
Het document moet eerst worden opgeslagen
Slide 27 - Quiz
Je hebt een woord geselecteerd. Het woord is geheel opgemaakt naar je wensen en je wilt graag dat andere woorden deze opmaak ook krijgen. Met welke sneltoets kun je de opmaak van het woord kopiëren?
A
CTRL+O
B
CTRL+SHIFT+O
C
CTRL+C
D
CTRL+SHIFT+C
Slide 28 - Quiz
Hoe kom je in het lint bij Afbeeldingsopmaak?
A
Klik op een plaatje
B
Via lint aanpassen
C
Bij afdrukken
D
Via start
Slide 29 - Quiz
Is het mogelijk om in Word een ander papierformaat te kiezen dan A4?
A
Ja
B
Nee
Slide 30 - Quiz
Op welk tabblad moet u klikken om een nieuwe kolom in een bestaande tabel in te kunnen voegen?
A
Invoegen
B
Pagina indeling
C
Indeling
Slide 31 - Quiz
Met welke Word-optie maakt u speciale sierlijke effecten met letters?
A
WordPad
B
WordArt
C
WordPaint
Slide 32 - Quiz
Hoe kunt u een tekstvak verslepen naar een andere plaats?
A
Plaats de aanwijzer midden op het tekstvak
B
Plaats de aanwijzer op de hoek van het tekstvak
C
Plaats de aanwijzer op de rand van het tekstvak
Slide 33 - Quiz
Wat gebeurt er als u op deze knop klikt?
A
De cursor beweegt naar links over de tekst
B
De laatste handeling wordt ongedaan gemaakt
C
De hoeveelheid links inspringen wordt verkleind
Slide 34 - Quiz
Is het mogelijk om met de cijfers in een tabel in Word berekeningen te maken?
A
Ja
B
Nee
Slide 35 - Quiz
Wat wordt er in Word met een stijl bedoeld?
A
Het paginaformaat en de marges van een document
B
Een effect dat u kunt toepassen op een afbeelding
C
Een standaard opmaak en
indeling van een alinea
Slide 36 - Quiz
Als je op DICTEREN klik
A
Wordt de getypte
tekst opgelezen
B
Wordt de gesproken
tekst uitgeschreven
Slide 37 - Quiz
Op welk tabblad moet u klikken om je tekst te laten vertalen?
A
Start
B
Indeling
C
Controleren
D
Verwijzingen
Slide 38 - Quiz
Op welk tabblad moet u klikken om je tekst te laten Voorlezen?
A
Start
B
Verwijzingen
C
Controleren
D
Indeling
Slide 39 - Quiz
Op welk tabblad moet u klikken om Tabellen toe te voegen?