Fictie: tijd H2 bewerkt voor SC

                             Fictie
                                                           tijd
2 H
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

                             Fictie
                                                           tijd
2 H

Slide 1 - Slide

De tijd (hoofdstuk 1)
Tijdsperspectief(1): het moment waarop het verhaal verteld wordt. Met de gebeurtenis mee.
De wekker gaat. Tom drukt op snooze. Nog vijf minuten. Of tien.
Zijn moeder roept. Te laat! Hij schiet in zijn kleren, grist een boterham mee en rent naar de fiets. Regen. Natuurlijk.

Op school net op tijd de klas in. Wiskunde. Geen idee waar het over gaat. Boze blik van de leraar. Dan pauze. Chips kopen, lachen met vrienden.
Geschiedenis. Saai. Ogen vallen bijna dicht. De docent stelt een vraag. Stilte. “Tom?” Paniek.

Eindelijk uit. Naar huis fietsen door de regen. Broek doorweekt. Thuis op bed ploffen. TikTok aan. Huiswerk? Straks. Misschien.






Slide 2 - Slide

De tijd (hoofdstuk 1)
Tijdsperspectief(2): het moment waarop het verhaal verteld wordt. Achteraf verteld.
Die dag begon al verkeerd. De wekker ging, maar Tom drukte op snooze. Te vaak. Voor hij het wist, riep zijn moeder dat hij te laat was. In paniek trok hij zijn kleren aan, pakte een boterham en sprintte naar zijn fiets. Het regende natuurlijk.
Op school haalde hij net op tijd de klas. Wiskunde was een ramp—hij had geen idee waar het over ging en de leraar keek hem geïrriteerd aan. Gelukkig kwam daarna de pauze. Hij kocht chips en lachte met zijn vrienden, even ontspanning.
Geschiedenis was nog erger. Hij kon zijn ogen amper openhouden, totdat de docent een vraag stelde. Doodse stilte. En toen hoorde hij zijn naam. Zijn hart sloeg over.
Na een eindeloze middag mocht hij eindelijk naar huis. Natgeregend, moe en chagrijnig plofte hij op bed. TikTok aan. Huiswerk? Dat zou wel wachten. Misschien.







Slide 3 - Slide

De tijd (hoofdstuk 2) Volgorde
De volgorde van de gebeurtenissen is ook erg belangrijk.
Chronologisch = De gebeurtenissen worden op volgorde verteld. Van het begin tot het einde. 

Niet-chronologisch = De gebeurtenissen worden niet op volgorde verteld. Een schrijver begint zijn verhaal midden in het verhaal. Of hij begint met de afloop. 

Slide 4 - Slide

De tijd (hoofdstuk 2) Volgorde

Slide 5 - Slide

Oefening
Je gaat luisteren naar een voorleesfragment. Bepaal de volgorde. Is dit verhaal chronologisch of niet?


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat was de volgorde van het verhaal?
A
Chronologisch
B
Niet chronologisch, want er zat een flashback in.
C
Niet chronologisch, want je weet al hoe het afloopt.
D
Je weet niet in welke volgorde het verhaal wordt verteld.

Slide 8 - Quiz

Tijd: het vervolg Oefening
Je gaat luisteren naar een voorleesfragment. Bedenk in welke tijd het verhaal zich afspeelt. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Oefening
Je gaat luisteren naar een voorleesfragment. Bedenk in welke tijd dit verhaal zich afspeelt. 


Slide 11 - Slide

Tijd in romans 
Toekomst, heden, pas geleden of heel lang geleden 



Slide 12 - Slide

Tijd in romans 
Heel lang geleden 
Historische romans

Vaak echte gebeurtenissen of personen
Schrijver kan zich aan de feiten houden, 
maar ook vrijheid nemen om aan te passen.
Meeste dialogen en gedachten zijn verzonnen.





Slide 13 - Slide

Verhaaleindes (Hoofdstuk 3)
Bij een gesloten einde worden alle problemen en vragen in het verhaal opgelost.In een romantisch verhaal sluiten de geliefden elkaar bijvoorbeeld in de armen, in een detective is de dader gevonden en een sprookje eindigt met: 'en ze leefden nog lang en gelukkig';

Slide 14 - Slide

Verhaaleindes (Hoofdstuk 3)
Bij een open einde laat de schrijver een aantal zaken onopgelost. 
Als lezer moet je zelf invullen hoe het verhaal verder zal gaan en wat er verder met de verhaalpersonen gaat gebeuren. Je leest bijvoorbeeld op de laatste bladzijde dat de hoofdpersoon toch weer met een slechterik gaat praten, of dat de hoofdpersoon toch weer op de trein stapt, op weg naar het meisje dat geen contact meer met hem wilde.

Slide 15 - Slide