This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Domein 2 deel 1
verhoudingen
Slide 1 - Slide
welk van deze opties is geen verhouding?
A
Schaal 1:817
B
de breuk, drie vierde.
C
Rond af 3,46 op 1 decimaal
D
2 broden kosten €1,50
Slide 2 - Quiz
Hoe maak je een verhoudingstabel?
Begin met het maken van een tabel in deze vorm Voorbeeld: "Je hebt 6 eieren nodig en 1200 gram meel. hoeveel meel heb je nodig bij 10 eieren?"
aantal eieren
hoeveelheid meel in gram
Slide 3 - Slide
Hoe maak je een verhoudingstabel?
aantal eieren
hoeveelheid meel in gram
Bekijk nu de vraag en zoek de belangrijke getallen. Voorbeeld: "Je hebt 6 eieren nodig en 1200 gram meel. hoeveel meel heb je nodig bij 10eieren?"
Slide 4 - Slide
Hoe maak je een verhoudingstabel?
aantal eieren
6
10
hoeveelheid meel in gram
1200
Zet vervolgens de getallen juist in de tabel. Voorbeeld: "Je hebt 6eieren nodig en 1200 gram meel. hoeveel meel heb je nodig bij 10eieren?"
Slide 5 - Slide
Hoe maak je een verhoudingstabel?
aantal eieren
6
1
10
hoeveelheid meel in gram
1200
Kijk nu of de boven of de onderkant twee getallen heeft een zet hier een "1" tussen Voorbeeld: "Je hebt 6 eieren nodig en 1200 gram meel. hoeveel meel heb je nodig bij 10eieren?"
Slide 6 - Slide
Hoe maak je een verhoudingstabel?
aantal eieren
6
1
10
hoeveelheid meel in gram
1200
om van 6 naar 1 te gaan deel je door 6, want; 6÷6 = 1 en om van 1 naar 10 te gaan vermenigvuldig je het met 10, want; 1 x 10 = 10
Slide 7 - Slide
Hoe maak je een verhoudingstabel?
aantal eieren
6
1
10
hoeveelheid meel in gram
1200
dezelfde stappen doe je aan de onderkant, dus "1200 ÷ 6 x 10." Voer dit in in je rekenmachine.
Slide 8 - Slide
Hoe maak je een verhoudingstabel?
aantal eieren
6
1
10
hoeveelheid meel in gram
1200
200
2000
Zet het antwoord in de tabel.
Dus je antwoord is 2000 gram
Slide 9 - Slide
Als 400 gram snoep €2,- kost. hoeveel gram snoep kun je kopen voor €6,-?
Slide 10 - Open question
Vul het nu goed in bij de tabel Vraag: 4 op de 7 leden op een hockeyclub zijn vrouw. er zijn 2100 leden, hoeveel vrouwen zijn lid?
Totaal leden
Vrouwelijk leden
4
7
1
2100
1200
Slide 11 - Drag question
Voor elke 5 BMW's die Jan tegenkomt op de snelweg ziet hij 1 Volkswagen. Op een dag zag hij alleen BMW's en Volkswagens op de weg. hij zag die dag 15 Volkswagens. Hoeveel auto's zag hij totaal? (zet er geen auto's achter)
Slide 12 - Open question
Welk van deze producten is naar verhouding (ml) het goedkoopst?
A
Energy
B
AA-drink
C
Evenduur
D
zijn niet te vergelijken
Slide 13 - Quiz
Is dit goed of fout?
A
Goed
B
Fout
Slide 14 - Quiz
Einde van de les
Slide 15 - Slide
Voor meer informatie zie de video op de volgende slide.