1TC NN - §1 Grammatica Zinsdelen

Nederlands
Welkom 1TC!
Voorbereiding op de les:
- Lesboek + schrift op tafel
- Telefoon in de tas
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Welkom 1TC!
Voorbereiding op de les:
- Lesboek + schrift op tafel
- Telefoon in de tas
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Slide




  1. Herhaling Cursus Taal
  2. Introductie Cursus 5
  3. Persoonsvorm en zinsdelen
  4. Oefenen
  5. Zelfstandig werken
  6. Afsluiting
PLANNING

Slide 2 - Slide

Wanneer begint de taalontwikkeling van een kind?
A
4 maanden na de geboorte
B
4 maanden voor de geboorte
C
5 maanden voor de geboorte
D
5 maanden na de geboorte

Slide 3 - Quiz

Nederlands is automatisch je moedertaal, als je in Nederland bent geboren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Als een moeder Nederlands is en de vader is Engels, dan is de moedertaal van het kind Nederlands
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Ik stootte mijn knie tegen het bureau.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quiz

Dit verhaal heb je echt uit je duim gezogen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quiz

De laatste loodjes wegen het zwaarst
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 8 - Quiz

Hij heeft met hart en ziel aan de opdracht gewerkt
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 9 - Quiz

... is een onderdeel van een zin.
Welk woord hoort op de puntjes?
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 10 - Quiz

Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
bij wijze van spreken, niet werkelijk
als iets precies weergeeft wat er geschreven of gezegd is

Slide 11 - Drag question

Letterlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik
Ik heb vlinders in mijn buik.
Ik heb vlinders op mijn hand.
Het paard slaat op hol.
Mijn hart slaat op hol.

Slide 12 - Drag question

Een zin maken met het alfabet neemt meer ruimte in dan een schrift met karakters
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

zo ... als een ezel
A
grijs
B
dom
C
koppig
D
stijf

Slide 14 - Quiz

zo ... als een kwartel
A
doof
B
slim
C
blind
D
snel

Slide 15 - Quiz

zo ... als een aal
A
snel
B
dom
C
glad
D
glanzend

Slide 16 - Quiz

...lekker
A
brood
B
kip
C
vet
D
super

Slide 17 - Quiz

Waar kom je zoal pictogrammen tegen in je dagelijkse leven?

Slide 18 - Mind map

Wat is het verschil tussen een pictogram en een emoji?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Uitlegfilmpje!

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

 Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zinnen? Omcirkel de persoonsvorm en zet daarna zinsdeelstrepen.
1. Enkele brugklassers komen op een elektrische fiets naar school.
2. Op den duur zullen sommige inheemse dieren uitsterven.
3. Je hoeft geen rekenmachine te gebruiken voor deze eenvoudige sommen.

Oefenen

Slide 25 - Slide

Antwoorden:
1. Enkele brugklassers / komen / op een elektrische fiets / naar school.
2. Op den duur / zullen / sommige inheemse dieren / uitsterven.
3. Je / hoeft / geen rekenmachine / te gebruiken / voor deze eenvoudige sommen.

Oefenen

Slide 26 - Slide

Wat: Maak opdracht 2, 3, 4 en 5 van bladzijde 205
Hoe: Je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie op bladzijde 204.
Tijd: Tot de laatste 5 minuten van deze les
Extra: Je mag een muziekje luisteren als je oortjes of een koptelefoon bij je hebt.
Aan de slag
Klaar?
Leren voor de SO!

Slide 27 - Slide