Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn tekstdoel niet. Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers, welke doelgroep, een tekst bedoeld is:
het onderwerp: Een tekst over zweefvliegen is voor geïnteresseerden in deze sport; een tekst over overwinteren in Spanje na je pensioen is voor ouderen.
de bron (publicatieplaats): Waarschijnlijk zullen meer meisjes dan jongens in de GIRLZ lezen en een tekst in GOAL! is bedoeld voor voetballiefhebbers. Veel tijdschriften en kranten zijn overigens gericht op een algemeen publiek.
het taalgebruik: Een tekst in een basisschoolboek heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een tekst in een wetenschappelijk tijdschrift bevat langere zinnen en heeft een lastiger vocabulaire.
– In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals ‘buddy breathing’, ‘inflator’ en ‘klaren’ in een duikboek.
– Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals ‘strak’ en ‘flex’; ook wordt de lezer met ‘jij’ en ‘jou’ aangesproken.
de lay-out: Advertenties, teksten voor jongeren en populaire weekbladen voor een breed publiek (Quest en Glossy) zijn rijk geïllustreerd en hebben meestal grote koppen en veel kleuren. Tijdschriften voor een hoger opgeleid publiek (Onze Taal en Didactief) hebben minder illustraties en zijn zakelijker opgemaakt.