1. Je kijkt naar het onderstreepte lijdend voorwerp.
2. Je bedenkt of het mannelijk, vrouwelijk, meervoud of met klinker/h begint.
3. Aan de hand daarvan vervang je het lijdend voorwerp voor le, la, l' of les.
4. Je zet le, la, l' of les VOOR het eerste werkwoord in de zin
5. Staat er een heel werkwoord in de zin, dan zet je het VOOR het hele ww.