Alle tijden 3HV

1 / 46
next
Slide 1: Video
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

0

Slide 1 - Video

Mr Bean
Verbs in English

Slide 2 - Slide

Did Mr Bean arrive at his own home?
A
Yes, he did
B
Yes, he does
C
No, he didn't
D
No, he doesn't

Slide 3 - Quiz

Does Mr Bean drive a black car?
A
Yes, he did
B
Yes, he does
C
No, he didn't
D
No, he doesn't

Slide 4 - Quiz

Has the police-officer noticed Mr Bean?
A
Yes, he did
B
Yes, he does
C
Yes, he has

Slide 5 - Quiz

Is Mr Bean sitting on top of his car?
A
Yes, he does
B
Yes, he did
C
Yes, he has
D
Yes, he is

Slide 6 - Quiz

Was Mr Bean sitting on top of his car?
A
Yes, he did
B
Yes, he does
C
Yes, he is
D
Yes, he was

Slide 7 - Quiz

Is a broom used by Mr Bean to drive the car?
A
Yes, it is
B
Yes, it was
C
Yes, it has
D
Yes, it did

Slide 8 - Quiz

Was a paint can used by Mr Bean?
A
Yes, it is
B
Yes, it was
C
Yes, it has
D
Yes, it did

Slide 9 - Quiz

Als je Mr Bean wilt helpen, dan zeg je:
Mr Bean, I .... help you!
A
am
B
do
C
will

Slide 10 - Quiz

Watch out, Mr Bean! You ...... into that parked lorry!
A
drive
B
drove
C
are going to drive
D
are driving

Slide 11 - Quiz

Tomorrow Mr Bean ... the same car again. He loves his car!
A
drives
B
drove
C
will drive
D
is going to drive

Slide 12 - Quiz

Vragen en korte antwoorden in past simple*:

Je gebruikt altijd 'Did + hele ww' bij een vraag:
Did Mr Bean arrive at his own home?

Je gebruikt 'did/didn't' bij een kort antwoord:
Yes, he did        /    No, he didn't 

                                                                          (*niet bij 'to be')

Slide 13 - Slide

Een vraagzin maken en korte antwoorden 
in de present simple *:

Gebruik 'Do/Does*' + hele ww in de vraagzin 
(*Does bij she/he/it - de shit-regel)
Does Mr Bean drive a black car?

Gebruik 'do/does' of 'don't/doesn't' in het korte antwoord:
Yes, he does  /  No, he doesn't
                                                                           (*niet bij 'to be')

Slide 14 - Slide

Vraagzin en korte antwoorden in de present perfect:

Gebruik 'Have/has + volt. dlw' (ww+ed/3e rijtje) in de vraagzin:
Has the police-officer noticed Mr Bean?

Gebruik 'have/has' of 'haven't/hasn't' bij korte antwoorden:
Yes, he has     /  No, he hasn't

Slide 15 - Slide

Een vraagzin en korte antwoorden bij een present continuous:

Er staat Is/Am/Are + ww+ing in de vraagzin:
Is he sitting on top of his car?

Er staat is/isn't, am/am not, are/aren't in het korte antwoord:
Yes, I am/No, I am not       Yes, they are/No, they aren't
Yes, he is/No, he isn't

Slide 16 - Slide

Een vraagzin en korte antwoorden bij een past continuous:

Er staat was/were + ww+ing in de vraagzin:
Was he sitting on top of his car?

Er staat was/wasn't, were/weren't in het korte antwoord:
Yes, they were/No, they weren't
Yes, he was/No, he wasn't

Slide 17 - Slide

Een vraagzin en korte antwoorden in de present passive:

Gebruik is/am/are + volt. dlw in een vraagzin:
Is a broom used by Mr Bean to drive the car?

Gebruik is/isn't, am/am not, are/aren't in een kort antwoord:
Yes, it is / No, it isn't
Yes, they are / No, they aren't

Slide 18 - Slide

De future

Je gebruikt will + hele ww bij een spontaan besluit:
-De telefoon van je broer gaat en hij is even weg. Je zegt:
I will answer it.
-Iemand valt van zijn fiets en je helpt hem:
I will help you.

Vraagzin met I/we --> Shall + hele ww bij een voorstel:
Shall we go to Nijmegen this afternoon?

Slide 19 - Slide

De future

Je denkt dat iets gaat gebeuren/dat je iets gaat doen, maar hebt er geen bewijs voor, dan gebruik je
is/am/are going to + hele ww

I think I am going to chill with Joe this afternoon
I think it is going to rain.

Slide 20 - Slide

De future

Als iets zeker gaat gebeuren (met bewijs), dan gebruik je de present continuous (is/am/are + ww + ing)

I am flying to Paris next weekend.
We are having a party next Saturday.


Slide 21 - Slide

De future

Als iets altijd op dezelfde manier gebeurt, iedere dag, op hetzelfde uur, in hetzelfde tijdschema, dan gebruik je de present simple (gewoonte: ww/ww+(e)s). Ook in de toekomst dus.

Shops open at 8 a.m. tomorrow morning
My bus leaves in 20 minutes

Slide 22 - Slide

Wat vul je hier in:
... Mr Bean ... (sit) in his car, when he drove home?
A
Does ... sit
B
Did ... sit
C
Did... sat
D
Does ... sat

Slide 23 - Quiz

... Mr Bean ... (use) a paint can, when he 'drives' his car?
A
Did ... use
B
Did ... used
C
Does ... use
D
Does ... used

Slide 24 - Quiz

... you ever ... (see) someone funnier than Mr Bean?
A
Have ... seen
B
Has ... seen
C
Have ... see
D
Have ... saw

Slide 25 - Quiz

What is Mr Bean doing?
He .......... home.
A
drives
B
drove
C
is driving
D
was driving

Slide 26 - Quiz

What was Mr Bean doing, when the police-officer saw him?
He ........... home.
A
races
B
raced
C
is racing
D
was racing

Slide 27 - Quiz

... a rope ... (use) by Mr Bean to steer the car (passive)
A
Does ... use
B
Did ... use
C
Has ... used
D
Is ... used

Slide 28 - Quiz

... Mr Bean's car ... into the back of a lorry? (passive)
A
Does ... drive
B
Did ... drive
C
Is ... drive
D
Was ... driven

Slide 29 - Quiz

When something falls on the floor, you say: "I .... it up for you."
A
pick
B
will pick
C
am going to pick

Slide 30 - Quiz

This summer we ... to Spain again; we had a great time there last year!
A
fly
B
are flying
C
have flown
D
will fly

Slide 31 - Quiz

Our school .... at 8.30 tomorrow morning
A
starts
B
started
C
will start
D
is going to start

Slide 32 - Quiz

De past simple-vraagzin begint altijd met... (behalve als het om 'to be' gaat)
A
Does
B
Do
C
Did
D
Has

Slide 33 - Quiz

De past simple-vraagzin bevat altijd... (behalve als het om 'to be' gaat)
A
een heel werkwoord
B
een infinitief
C
een voltooid deelwoord
D
ww+ing

Slide 34 - Quiz

Een vraagzin in de present simple (behalve als het om 'to be' gaat)
begint altijd met:
A
Do/Does
B
Did
C
Have/Has

Slide 35 - Quiz

Een present simple-vraagzin (behalve met 'to be') bevat altijd een:
A
heel werkwoord
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
ww+ing

Slide 36 - Quiz

Een vraagzin in de present perfect begint altijd met:
A
Did
B
Do/Does
C
Have/Has
D
Is/Am/Are

Slide 37 - Quiz

Een present-simple-vraagzin bevat altijd een...
A
heel werkwoord
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
ww+ing

Slide 38 - Quiz

Een present continuous-vraagzin begint altijd met...
A
Do/Does
B
Did
C
Have/Has
D
Is/Am/Are

Slide 39 - Quiz

In een present continuous-vraagzin staat altijd een...
A
heel werkwoord
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
ww+ing

Slide 40 - Quiz

In de passive staat altijd een vorm van
A
to do
B
to have
C
to be
D
will

Slide 41 - Quiz

In de passive staat altijd een...
A
heel werkwoord
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
ww+ing

Slide 42 - Quiz

Future: als je spontaan iets besluit, gebruik je...
A
present simple
B
will+hele ww
C
is/am/are going to + hele ww
D
present continuous

Slide 43 - Quiz

Future: bij een voorspelling zonder bewijs, gebruik je...
A
present simple
B
will+hele ww
C
is/am/are going to + hele ww
D
present continuous

Slide 44 - Quiz

Future: bij een voorspelling met bewijs/afspraak, gebruik je...
A
present simple
B
will + hele ww
C
is/am/are going to + hele ww
D
present continuous

Slide 45 - Quiz

Future: als iets in de toekomst een tijdschema volgt of volgens vaste tijden, openingstijden enz. gebeurt, gebruik je....
A
present simple
B
will + hele ww
C
is/am/are + going to + hele ww
D
Present continuous

Slide 46 - Quiz