Articles+ Like and As

MONDAY MARCH 1ST​
Evaluation homework​

Study Follow Up units 11, 12 + 13​

Do ex. 8 + 9 page 30/21​



Explanation "Articles, Like / As", see page 89 TB (Lessonup)​

Do ex. 11, 12 + 13 page 32/34​



Homework​

Study Follow Up units 11, 12, 13 + 14​
Do ex. 11, 12, 13 + 14 page 32/34​
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

MONDAY MARCH 1ST​
Evaluation homework​

Study Follow Up units 11, 12 + 13​

Do ex. 8 + 9 page 30/21​



Explanation "Articles, Like / As", see page 89 TB (Lessonup)​

Do ex. 11, 12 + 13 page 32/34​



Homework​

Study Follow Up units 11, 12, 13 + 14​
Do ex. 11, 12, 13 + 14 page 32/34​

Slide 1 - Slide

STONE 16: Talking about customs
Wat eten de meeste Nieuw-Zeelanders op tweede kerstdag?
Wat doen zij graag op nationale feestdagen?
Weet jij hoe ze oudejaarsavond vieren?
Kun jij mij vertellen wat zij doen om kerst te vieren?
Op tweede kerstdag bezoeken Nieuw-Zeelanders meestal het strand.
Tijdens feestdagen geven Australiërs vaak een straatfeest.
Tijdens het weekend eten zij regelmatig geroosterd lamsvlees met aardappels.
Australiërs gaan vaak surfen op de oceaan.
De mensen hier gaan graag naar een honkbalwedstrijd toe.
In dit land gebruiken ze liever voornamen dan achternamen.
In dit land houden ze festivals telkens als er een groot sportevenement is.
Australië heeft twee volksliederen.
Dit volk heeft veel verschillende keukens.
Mijn land heeft een doe-het-zelfmentaliteit.
Gemiddeld genomen zijn de Britten niet zo gezond als de Nieuw-Zeelanders.
Ze zeggen dat mensen hier niet zo kunnen tennissen als de Australiërs.


What do most New Zealanders eat on Boxing Day?
What do they like to do on national holidays?
Do you know how they celebrate New Year’s Eve?
Can you tell me what they do to celebrate Christmas?
On Boxing Day New Zealanders usually visit the beach.
On holidays people in Australia often throw a street party.
At weekends they regularly eat roast lamb with potatoes.
Australians often go surfing in the ocean.
People around here like catching a baseball game.
In this country they prefer to use first names rather than surnames.
In this country they hold festivals whenever there’s a big sports event.
Australia has two national anthems.
This nation has many different cuisines.
My country has a do-it-yourself mentality.
If you ask me, people in England can’t cook like they do Down Under.
On average, British people aren’t as healthy as the New Zealanders.
They say that people here can’t play tennis like the Australians do.

Slide 2 - Slide

ANSWERS EX. 8 PAGE 30
Example key:
> Can you tell me what people in Britain like to eat for supper?
< They like to eat fish and chips (for supper).

> Where do Australians go on Sundays?
< On Sundays they often go to the beach.

> What do people in Australia like to do on holidays?
< On holidays they like catching a football match.

> Do you know how people in New Zealand celebrate Christmas?
< They usually have a Christmas tree and give presents.

Slide 3 - Slide

ANSWERS EX. 9 PAGE 31/32 
1 they say (that) this country has many different cuisines.
2 they / people in New Zealand regularly throw a barbecue.
3 On average, people here / in New Zealand are as healthy as Australians.
4 At weekends they / people in New Zealand like to go swimming in the ocean.
5 I would say that people here can't play cricket like the Australians do.
6 People in New Zealand prefer to use first names rather than surnames.

Slide 4 - Slide

Like & As + Articles

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kunnen jullie:
- Het verschil tussen like & as begrijpen.
- Like & as op de juiste manier toepassen in vergelijkingen. 
- Op de juiste plaats in een zin lidwoorden toepassen of weglaten.

Slide 6 - Slide

Welk van de onderstaande woorden zijn 'articles'?
A
de, het, een
B
at, to
C
the, a
D
at, the, as

Slide 7 - Quiz

Like en As betekenen?
A
Net leuk
B
Als
C
Net
D
Net als

Slide 8 - Quiz

LIKE / AS

Like en as worden gebruikt om een vergelijking te maken tussen twee mensen of dingen. 

Slide 9 - Slide

LIKE
Like wordt gebruikt om iets te zeggen over zelfstandig naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.

Dit betekent dat je like gebruikt om iets te zeggen over:
- Hoe een persoon of ding iets doet.
- Hoe een persoon of ding eruit ziet.


Slide 10 - Slide

As
As gebruik je voor bijzinnen en in combinatie met voorzetsels.

Dit betekent dat je as gebruikt om iets te zeggen over:
- Waarvoor iets gebruikt wordt.
- Het beroep dat iemand beoefent.
- De tijd waarin iets gebeurt.

Slide 11 - Slide

Voorbeelden
Like:
it fits like a glove. (hoe iets gedaan wordt)
She is acting like a queen. (hoe iets gedaan wordt)
As:
As in the past year, I am going to France. (voorzetsel: in)
I work as a teacher at an elementary school. (beroep: teacher)

Slide 12 - Slide


He cooks ______ a chef.
A
like
B
as

Slide 13 - Quiz

He is working ______ a supervisor.
A
like
B
as

Slide 14 - Quiz

Articles: The
We kennen in het Nederlands drie lidwoorden: de, het, een.
In het Engels zijn er twee lidwoorden: the, a.

Vandaag gaan we meer leren over het gebruik van the, dit wordt in het Nederlands vertaald met de of het.

Let op: In het Engels wordt niet altijd een lidwoord gebruikt!

Slide 15 - Slide

The wordt niet gebruikt bij:
  • Jaargetijden
  • Maaltijden
  • Leden van een groep
  • Achter: Both, All en Most
  • Voor: titels
  • Aardrijkskundige plekken
  • Vaste uitdrukkingen 
The wordt wel gebruikt bij: 
  • Als het gaat over iets specifieks of bijzonders!
  • Als het gaat over een hele groep.
  • Als een naam zelf een lidwoord bevat.
  • In sommige vast uitdrukkingen (Let op: betekenis kan veranderen)

Slide 16 - Slide

His flight is due to arrive at.....Heathrow Airport.
A
x
B
the

Slide 17 - Quiz

I liked ........ restaurant we went to last week.
A
x
B
the

Slide 18 - Quiz

My favourite holiday was my trip to _____ New Zealand.
A
x
B
the

Slide 19 - Quiz

.........cube houses in Rotterdam are visited regularly by tourists.
A
x
B
the

Slide 20 - Quiz

It's hot so I'm going to .......Scheveningen.
A
x
B
the

Slide 21 - Quiz

They went to Wales by.........bus.
A
x
B
the

Slide 22 - Quiz

My best friend comes from .......Netherlands
A
x
B
the

Slide 23 - Quiz

I like........food in general.
A
x
B
the

Slide 24 - Quiz

He speaks ____ a native speaker.
A
Like
B
As

Slide 25 - Quiz

He seems smart ____ a fox.
A
Like
B
As

Slide 26 - Quiz

My friend thinks ____ I do.
A
Like
B
As

Slide 27 - Quiz

Please don't use my plate ____ an ashtray.
A
Like
B
As

Slide 28 - Quiz

____ a parent, please let me tell you...
A
Like
B
As

Slide 29 - Quiz

I look ____ my father.
A
Like
B
As

Slide 30 - Quiz

HOMEWORK
Study Follow Up units 11, 12, 13 + 14​

Do ex. 11, 12, 13 + 14 page 32/34​

Slide 31 - Slide

Wat vind je nog moelijk?

Slide 32 - Open question

Start working on the exercises in your workbook.

For extra help:
You can watch the “methodesite” video
‘slim stampen’
Look for exercises on the internet
Watch the video's on the next slides

Slide 33 - Slide

0

Slide 34 - Video

0

Slide 35 - Video