3.2 Metalen en zouten

6.2 en 6.3
Metalen en zouten
1 / 32
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

6.2 en 6.3
Metalen en zouten

Slide 1 - Slide

Metalen en zouten

Slide 2 - Slide

Deze les
  • Afsluiting par. 6.2: Maken vragen, nakijken en bespreken
  • Instructie par. 6.3: Demoproef en aan de slag met opdrachten: 21, 23, 26, 28, 29, 30.
  • Afsluiting 

Slide 3 - Slide

In welke 3 groepen kun je stoffen indelen op basis van hun elektrisch geleidingsvermogen?
A
Halogenen, Metalen, Zouten
B
Metalen, Niet-metalen, Zouten
C
Niet-metalen, Zouten, Moleculaire stoffen
D
Metalen, Zouten, Moleculaire stoffen

Slide 4 - Quiz

Metalen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 5 - Quiz

welk metaal is een edel-metaal?
A
Au
B
Na
C
Li
D
Hg

Slide 6 - Quiz

Waarom kan calcium zo goed stroom geleiden (uitleg op micro niveau)
A
Metalen geleiden altijd goed stroom
B
In een metaalrooster heb je vrije elektronen
C
Metalen hebben een positieve kern
D
Stroom is de beweging van elektronen

Slide 7 - Quiz

Wat is géén eigenschap van een metaalrooster?
A
bevat positieve atoomresten
B
bevat vaste elektronen
C
wordt bijeengehouden door de metaalbinding
D
bevat iets anders dan moleculen

Slide 8 - Quiz

Geleidt een legering nog steeds stroom?
A
Nee, want het metaalrooster is verstoord
B
Ja, want een legering voldoet nog aan de voorwaarden voor stroomgeleiding
C
Nee, want de elektronen van de twee metalen zijn gemengd
D
Ja, maar alleen wanneer er geen niet-metalen zoals koolstof zijn ingebouwd.

Slide 9 - Quiz

Opdrachten maken
  • Maak volgende opgaven:
  • 13, 15, 17, 18.
  • Docent loopt rond voor vragen
  • Aan het einde: welke vragen wil je klassikaal bespreken? 
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Metalen zijn:
A
C, H en O
B
He, Ne en Rn
C
Si, P en Cl
D
Li, Na en Fe

Slide 11 - Quiz

Metalen en zouten






Metaalbinding = de binding tussen metaalionen

Slide 12 - Slide

Hoe heet een verbinding tussen een metaal en een niet-metaal
A
moleculaire stof
B
zout
C
atomaire stof
D
legering

Slide 13 - Quiz

Metaal, zout of niet metaal?
NaCH3COO
A
Metaal
B
Niet Metaal
C
Zout

Slide 14 - Quiz

Metalen en zouten





Ionbinding = de binding tussen ionen
Dit noem je een ionaire verbinding (zout)

Slide 15 - Slide

Vorming van een zout
  • Na heeft 1 valentie-elektron
  • Wordt zelf Na+-ion

  • Cl heeft 7 valentie-elektronen.
  • Wilt er nog 1 voor bij
  • Wordt zelf Cl- -ion

Slide 16 - Slide

Oplosvergelijking
Oplosvergelijking:
zout (s) -> +ion (aq) + -ion(aq)


Slide 17 - Slide

Oplosvergelijking

Slide 18 - Slide

Aan de slag:
Maak volgende vragen:
21, 23, 26, 28, 29, 30.
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Welk deeltje heeft een ionbinding?
A
F2
B
NaCl
C
Fe
D
Fe + Cr

Slide 20 - Quiz

Een zout is opgebouwd uit?
A
ionen
B
moleculen
C
atomen

Slide 21 - Quiz

Zouten kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 22 - Quiz

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een niet-metaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee niet-metalen
D
een moleculaire stof die kan oplossen in water

Slide 23 - Quiz

Bij deze stof is er in de vaste fase sprake van...
A
metaalbindingen en ionbindingen
B
atoombindingen en molecuulbindingen
C
ionbindingen en atoombindingen
D
ionbindingen

Slide 24 - Quiz

Hoe heet de binding tussen de deeltjes in een zout?
A
Zoutbinding
B
Vanderwaalsbinding
C
Atoombinding
D
Ionbinding

Slide 25 - Quiz

Welke bindingen worden verbroken bij het oplossen van zout in water
A
Atoombindingen
B
Molecuulbinden
C
Verbindingen
D
Ionbindingen

Slide 26 - Quiz

Welk soort roosters hebben vast magnesiumjodide, MgI₂ (s) en vast jood, I₂ (s)?
A
beide hebben een metaalrooster
B
beide hebben een ionrooster
C
Magnesiumjodide heeft een metaalrooster en jood heeft een molecuulrooster
D
Magnesiumjodide heeft een ionrooster en jood heeft een molecuulrooster

Slide 27 - Quiz

Einde van de les
Volgende week:

Afronden van vragen uit par. 6.3, zie magister







Slide 28 - Slide



Metaalrooster
Metaalrooster

Slide 29 - Slide

Metaalrooster
  • Waarom is een zuiver metaal (makkelijk) vervombaar en een legering niet?

Slide 30 - Slide

Legeringen: verandering in het metaalrooster
Metaalrooster vervormt door grotere of kleinere atomen erbij.
De atomen kunnen niet zo gemakkelijk langs elkaar bewegen.
De legering wordt harder dan het zuivere metaal.

Slide 31 - Slide

Ionrooster
Ionrooster

Slide 32 - Slide