Om de auto in beweging te krijgen, moeten er een grote kracht uitgeoefend worden.
De wagen krijgt dan snelheid
en dus bewegingsenergie.
De duwers verrichten arbeid.
Slide 2 - Slide
Arbeid
De kracht verplaatst zich over een bepaalde afstand.
De hoeveelheid verrichte arbeid is groter bij een grotere kracht of een
grotere afstand.
In formule:
W=F⋅s
Slide 3 - Slide
Arbeid
Er wordt alleen arbeid verricht bij:
- verandering van (bewegings)energie
- verplaatsing
W=F⋅s
Slide 4 - Slide
even oefenen!
Bij het fietsen beweegt Klaas met
een constante snelheid.
De spierkracht die klaas levert is 600 N.
Bereken de arbeid die klaas verricht als hij 1500 m fietst.
timer
3:00
Slide 5 - Slide
even oefenen!
G: Fspier = 600 N, s = 1500 m
G: W = ? J
F: W = F . s
IR: W = F . s = 600 . 1500 = 900.000 J
RE: de verrichte arbeid is 900.000 J = (900kJ)
Slide 6 - Slide
even oefenen!
Bij het afremmen voor een stoplicht beweegt
Klaas eenparig vertraagd.
De bewegingsenergie van Klaas is 1850 J.
Zijn remkracht is 200 N.
Bereken via arbeid de afstand van het remmen.
timer
4:00
Slide 7 - Slide
even oefenen!
G: W = 1850 J, Frem = 200 N
G: s = ? m
F:
IR:
E: de afgelegde afstand is 9,25 m
s=FW
W=F⋅s
s=FW=2001850=9,25
Slide 8 - Slide
Arbeid bij botsen
Bij een botsing verandert de snelheid. De auto krijgt minder bewegingsenergie. Dit komt doordat er een kracht op de auto werkt. Deze kracht verricht dus arbeid.