Ec. bekeken 3TL: 5.2 Particulier en Collectief

Particulier of collectief?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Particulier of collectief?

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij het begrip 'overheid'?

Slide 2 - Mind map

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de collectieve sector en de particuliere sector.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

sociale zekerheid
De maatregelen waarmee de overheid ervoor zorgt dat iedereen verzorging of inkomen krijgt die daar zelf niet voor kan zorgen.

Kun jij een voorbeeld noemen?

Slide 5 - Slide

collectieve sector
Instellingen die voornamelijk door de overheid worden betaald.

Slide 6 - Slide

particuliere sector

Alle huishoudens en de bedrijven die bestaan van de verkoopopbrengst.

Slide 7 - Slide

Particulier en collectief
Collectieve sector
Overheid en sociale zekerheid instellingen (verzekering, scholen)  waar iedereen gebruik van kan maken. Geld komt uit sociale premies die de burgers betalen (solidariteitbeginsel). Werk je voor de overheid -> ambtenaar 

Particuliere sector
Bedrijven, willen goederen en diensten verkopen om winst te maken. Overheid zorgt wel voor regulering (kartel is verboden)


Slide 8 - Slide

kartel

Afspraken tussen bedrijven om de concurrentie te verminderen.

Slide 9 - Slide

privatisering

Het overgaan van instellingen van de collectieve naar de particuliere sector.

Slide 10 - Slide

nationalisatie
Het overgaan van bedrijven of instellingen van de particuliere naar de collectieve sector.

Slide 11 - Slide

fusie
Twee of meer bedrijven gaan samen en krijgen dezelfde eigenaar of eigenaren.

Slide 12 - Slide

ambtenaren

Werknemers van de overheid


Slide 13 - Slide

solidariteitsbeginsel
Het uitgangspunt dat mensen met een inkomen meebetalen aan uitkeringen en zorg voor mensen die dat nodig hebben.

Slide 14 - Slide

sociale premies
Geld dat de overheid vraagt voor de sociale zekerheid.

Slide 15 - Slide

Rekentrainer
Miljarden en miljoenen
1 duizend = 1.000 eenheden
1 miljoen = 1.000.000 = 1.000 × duizend
1 miljard = 1.000.000.000 = 1.000 miljoen

Slide 16 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 17 - Slide


Noem drie dingen die je geleerd hebt

Slide 18 - Open question

Noem twee dingen die je zou willen leren
Noem twee dingen die je zou willen leren

Slide 19 - Open question

Aan de slag!
Wat moet je nu doen?
  • Maak van 5.1 de opdrachten 1 t/m 8
  • Maak de rekentrainer 5.1
  • Nakijken van de opdrachten (digitaal)

Klaar?
- Samenvatting/mindmap maken van 5.1
- Leertekst van 5.2 lezen
Aan de slag!

Slide 20 - Slide

Noem een vraag die je nog beantwoord wilt hebben
Noem een vraag die je nog beantwoord wilt hebben

Slide 21 - Open question