Hypothetical: Hypothetisch, denkbeeldig, verzonnen
Ignorant: Onwetend
Irony: verbale ironie: uitspraken die exact de tegenovergestelde betekenis overbrengen dan hun
letterlijke betekenis is.
Situationele ironie: acties hebben precies het tegenovergestelde effect dan bedoeld/verwacht.
Optimistic: Iemand voelt zich optimistisch , heeft vertrouwen in de toekomst c.q. een goede afloop van zaken.
Pessimistic: Zwartgallig, moedeloos, teneergeslagen
Persuasive: Overtuigend, overredend
Sarcasm: Dit is een vorm van irony, waarbij de gebruiker doelbewust een grappige, maar neerbuigende opmerking over iets of iemand maakt. (Naast komisch vaak ook pijnlijk.)
Scepticism: vragende houding mbt alles wat als waar wordt gepresenteerd: klopt het wel?
Sincere: Oprecht, eerlijk.
Tongue-in-cheek: Met een knipoog.
Trivialising: Bagatelliseren, iets afdoen als niet belangrijk.
And to round off….
Conventional: Traditioneel/ gebruikelijk
Delusion: Waan: leugen
Denounced: Openlijk beschuldigd; afgekeurd
Illustrous: Roemrijk: zeer goed bekend staand.
Paradoxically: Paradoxaal: tegenstrijdig, in strijd met de verwachting
Stylistic devices : Stijlmiddel (bijvoorbeeld metafoor –vergelijking-)