peul_lesen_les4

Herzlich Willkommen!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Slide

Aufgabe 
Lies die 2 Texte und beantworte die Fragen.

Benutze ein deutsch-niederländisches Wörterbuch oder: mijnwoordenboek.nl.

Benutze SSL-Liste Duits für die Signalwörter usw.: https://sslleiden.nl/files/voorbereiding/V_DU_Woordenlijsten.pdf


Slide 2 - Slide

1 - Erst Hilfe gegen Stress
Je gaat een korte tekst lezen. Daarbij horen de volgende 4 beweringen. Zijn deze juist of onjuist? Tip: Let op de woorden minder - geen - meer.

  1. Als je vaker kleinere hoeveelheden eet, heb je minder last van stress.
  2. Als je genoeg kruidenthee drinkt, heb je geen last van stress. 
  3. Als je lichamelijke activiteit laag is, heb je meer kans op stress.
  4. Als je veel aandacht aan je uiterlijk besteedt, heb je minder last van stress. 

Slide 3 - Slide

1 - Erste Hilfe
Uitleg tekst
Bij grote stress kunnen mensen woedend (wütend) worden of gaan huilen (weinen). Daar is energie voor nodig. De volgende tips worden gegeven:  
  1. meerdere kleine maaltijden stellen gerust (beruhigen)
  2. genoeg water en kruidenthee (Kräutertee) drinken
  3. genoeg slaap (6-7 Stunden)
  4. voldoende beweging (Bewegung)
  5. goed humeur (gute Laune)
  6. korte time-outs (Auszeit)

Slide 4 - Slide

Als je vaker kleinere hoeveelheden eet, heb je minder last van stress.
Tekst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Als je genoeg kruidenthee drinkt, heb je geen last van stress.
Tekst
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Als je lichamelijke activiteit laag is, heb je meer kans op stress.
Tekst
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Als je veel aandacht aan je uiterlijk besteedt, heb je minder last van stress.
Tekst
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

2 - Stärkste Frau der Wiesn-Welt
Je gaat een korte tekst lezen

Welche Aussage über Anita Schwarz stimmt mit dem Text überein?
A Sie bereitet sich im Urlaub auf das Oktoberfest vor.
B Sie hat das Maßschleppen auf dem Oktoberfest schon mehrere Male gewonnen.
C Sie kann auf einmal mehr Maß tragen, als bisher ein Gast an einem Tag trinken konnte.
D Sie nimmt viel von ihrer Berufserfahrung in ihre Oktoberfest-Beschäftigung mit.

Uitleg
Markeer de kernwoorden (belangrijkste woorden) uit de antwoordmogelijkheden.

Let op: jouw gekozen antwoord moet in de tekst terug te vinden zijn.

Slide 9 - Slide

2 - Stärkste Frau der Wiesn-Welt

Slide 10 - Slide

Welche Aussage über Anita Schwarz stimmt mit dem Text überein?
A
Sie bereitet sich im Urlaub auf das Oktoberfest vor.
B
Sie hat das Maßschleppen auf dem Oktoberfest schon mehrere Male gewonnen.
C
Sie kann auf einmal mehr Maß tragen, als bisher ein Gast an einem Tag trinken konnte.
D
Sie nimmt viel von ihrer Berufserfahrung in ihre Oktoberfest-Beschäftigung mit.

Slide 11 - Quiz

2 - Stärkste Frau der Wiesn-Welt
Je gaat een korte tekst lezen

Met welk zelfstandig naamwoord in de tekst wordt hetzelfde bedoeld als met “Maß” 
(regel 1)?
Citeer het betreffende woord.

Uitleg
Bij een citeer-vraag moet je letterlijk het woord uit de tekst overnemen.

Let op: geef GEEN vertaling.

Slide 12 - Slide

2 - Stärkste Frau der Wiesn-Welt

Slide 13 - Slide

Met welk zelfstandig naamwoord in de tekst wordt hetzelfde bedoeld als met “Maß” (regel 1)?
Citeer het betreffende woord.

Slide 14 - Open question

2 - Stärkste Frau der Wiesn-Welt
Die Frage:

Der Satz „Ehen hat … selig gemacht.“ (Zeile 12-13) ist in Bezug auf den vorangehenden Satz ... .

A eine Konkretisierung.
B eine Relativierung.
C eine Widerlegung.
D eine Zusammenfassung

Uitleg
Hier moet je aangeven wat het verband is tussen zinnen.

Kijk in de SSL-lijst en lees goed de omschrijving.

Slide 15 - Slide

2 - Stärkste Frau der Wiesn-Welt

Slide 16 - Slide

Der Satz „Ehen hat … selig gemacht.“ (Zeile 12-13) ist in Bezug auf den vorangehenden Satz
A
eine Konkretisierung.
B
eine Relativierung.
C
eine Widerlegung.
D
eine Zusammenfassung

Slide 17 - Quiz

Andere Tips
Gebruik markeerstiften bij het maken van leesteksten.
Bijvoorbeeld:
1. geel voor markeren van zinnen in de tekst die met de vraag te maken hebben;
2. roze/rood voor antwoorden die je gevonden hebt: zet altijd neer om welke vraag het gaat.
3.  

Slide 18 - Slide

Hoe zou je de uitleg van vandaag willen beoordelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz