This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 5.1 Start
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Slide
1. Lesopening
Pak de spullen van Nederlands op tafel:
Huiswerk controle:
Woordenschat - Woordenboek opdracht 1 t/m 13.
1. werkboek
open je boek op blz. 119
Slide 2 - Slide
2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- heb je vooruit gekeken naar de dingen die je gaat leren dit hoofdstuk;
Slide 3 - Slide
3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
n.v.t.
- Basis: doe mee met de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
n.v.t.
- Intensief: doe mee met de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten.
n.v.t.
Slide 4 - Slide
Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check.
Er is geenmini-check vandaag.
Iedereen doet mee met de instructie.
Slide 5 - Slide
Wie maakt wat:
3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
Lees eerst goed de gele stukjes theorie!
De rest doet mee met de instructie.
Slide 6 - Slide
4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia.
Slide 7 - Slide
ecp.nl
Slide 8 - Link
Slide 9 - Slide
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jullie maken zelfstandig 5.1 opdracht 3 en 4 op blz. 120/121
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Vind je het nog lastig? Wij maken samen opdracht - (zie volgende slide).
Slide 10 - Slide
6. Zelfstandig werken
jullie maken zelfstandig 5.1 opdracht 3 en 4 op blz. 120/121
Lees goed de gele stukjes theorie.
Ben je klaar?
1. Nakijken en verbeteren met een andere kleur pen/potlood.
2. In stilte lezen in een leesboek/tijdschrift of leren woordbetekenissen.
timer
1:00
Slide 11 - Slide
7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Wat ging er goed?
Zijn er nog onderdelen die je lastig vindt?
Leerdoelen:
- heb je vooruit gekeken naar de dingen die je gaat leren dit hoofdstuk?