Beoordelen van fictie: literatuur of lectuur?

Wat is fictie?
Fictie is een vorm van literatuur die verhalen en personages bevat die verzonnen zijn. Denk aan romans, korte verhalen en poëzie.


1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat is fictie?
Fictie is een vorm van literatuur die verhalen en personages bevat die verzonnen zijn. Denk aan romans, korte verhalen en poëzie.


Slide 1 - Slide

Leg kort uit wat fictie is en geef voorbeelden.
Wat is literatuur?
Literatuur verwijst naar fictie van hoge kwaliteit die artistieke waarde heeft en vaak wordt gezien als een vorm van kunst.

Verwijst naar hoge cultuur (elitair).

Voorbeelden: klassieke muziek, beeldende kunst en bijzondere architectuur.

Slide 2 - Slide

Leg het concept van literatuur uit en benadruk de artistieke waarde.
Wat is lectuur?
Lectuur verwijst naar fictie die voornamelijk bedoeld is voor vermaak en ontspanning, zonder de nadruk op artistieke waarde.

Verwijst naar lage cultuur (populair).

Voorbeelden: popmuziek, cabaret, amusementsprogramma's.

Slide 3 - Slide

Leg het concept van lectuur uit en benadruk het vermaakaspect.
Factoren bij beoordeling
Er zijn verschillende factoren die een rol spelen bij het beoordelen van fictie als literatuur of lectuur, zoals schrijfstijl, diepgang, thema's en doelgroep.


Slide 4 - Slide

Beschrijf de factoren die een rol spelen bij de beoordeling en geef voorbeelden.
Schrijfstijl
De schrijfstijl omvat het taalgebruik, de zinsbouw en de stijl van de auteur. Een literair werk heeft vaak een verfijnde en expressieve schrijfstijl.

Slide 5 - Slide

Beschrijf wat schrijfstijl inhoudt en geef voorbeelden.
Diepgang
Diepgang verwijst naar de complexiteit en gelaagdheid van een verhaal. Literatuur heeft vaak diepgaande thema's en personages.

Slide 6 - Slide

Leg uit wat diepgang betekent en geef voorbeelden.
Thema's
Thema's zijn de belangrijkste onderwerpen die in een verhaal worden behandeld. Literaire werken hebben vaak diepgaande en universele thema's.

Slide 7 - Slide

Beschrijf wat thema's zijn en geef voorbeelden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 8 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 9 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 10 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.