spelling persoonsvorm tt leestekens 2C

Welkom klas 2C
spullen klaarleggen
(werkboek, schriften, agenda, etui).

Start met de woordzoeker.

1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom klas 2C
spullen klaarleggen
(werkboek, schriften, agenda, etui).

Start met de woordzoeker.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Inleveren: kaartjes en foto's vitrine de référence
  • Raadgedicht
  • H1.8 Spelling

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Wat weet je over de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord.
In de tegenwoordige tijd (tt) komt er bij jij/hij/zij/het een
 -t achter de ik-vorm: ik werk – jij werkt.
Als de ik-vorm al op -t eindigt, komt er geen extra -t achter:
ik zet – hij zet.
In het meervoud schrijf je het hele werkwoord:
wij/jullie/zij worden.

Slide 6 - Slide

Doel van deze les
In deze les herhaal je:
• hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt.

Slide 7 - Slide

Oefenen met de PV in tt
pak je schrift en een pen

Slide 8 - Slide

Schrijf de persoonsvorm goed op:


Misschien ... (vinden, tt) je dit poloshirt sportiever dan die van André.

Slide 9 - Slide

Misschien vind je dit poloshirt sportiever dan die van André.

Slide 10 - Slide

Schrijf de persoonsvorm goed op:

Jasper ... (wielrennen, tt) liever dan dat hij voetbalt.

Slide 11 - Slide

Jasper wielrent liever dan dat hij voetbalt.

Slide 12 - Slide

werkwoordspelling
hij bedient
of
hij bediend

Slide 13 - Slide

werkwoordspelling
hij bedient

Slide 14 - Slide

Schrijf op:
lopen:
stam = ……
ik-vorm = …..

Slide 15 - Slide

lopen:
stam = lop
ik-vorm = loop

Slide 16 - Slide

verhuizen
stam = …..
ik-vorm = …..

Slide 17 - Slide

verhuizen
stam = verhuiz
ik-vorm = ik verhuis

Slide 18 - Slide

Schrijf op:
beloven
stam = …..
ik-vorm = …..

Slide 19 - Slide

beloven
stam = belov
ik-vorm = beloof

Slide 20 - Slide

werkwoordspelling
(worden,tt) ... jouw vader boos als je een onvoldoende haalt?

Slide 21 - Slide

werkwoordspelling
Wordt jouw vader boos als je een onvoldoende haalt?

Slide 22 - Slide

Werwoordspelling
... (vinden, tt) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

Slide 23 - Slide

Werwoordspelling
Vind jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

Slide 24 - Slide

Let op!
Schrijf géén -t als je of jij achter de persoonsvorm staat.
  
• Jij draagt de koffer al, maar draag jij liever alles?
• Jij vindt vast de weg, maar vind jij het huis ook?
• Je praat met iedereen, maar praat je niet te veel?

Slide 25 - Slide

Werkboek H1.8
Na deze uitleg: kijk nog eens goed naar je huiswerk: opdracht 4 en 5

Maak daarna opdracht 1 en 10A
Klaar? Nakijken en het controlewerkblad maken.

Slide 26 - Slide

Huiswerk
donderdag 3-10
H1.8 opdracht 1 en 10A maken.
Werkblad maken.

Slide 27 - Slide

Welkom klas 2C
spullen klaarleggen
(werkboek, werkblad, schriften, agenda, etui).

Start met 15 minuten stillezen.

Les 2

Slide 28 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • stillezen
  • kaartjes inleveren: beoordeling
  • oefening spelling
  • huiswerk nakijken en bespreken (werkblad)
  • leestekens werkboek

Slide 29 - Slide

Zinnen overschrijven en verbeteren
Want me ouwe telefoon was al te oud.

hun hebben dit tasje gekocht in parijs

Slide 30 - Slide

Zinnen overschrijven en verbeteren
Want mijn oude telefoon was al te oud.
Zij hebben dit tasje gekocht in Parijs.

Slide 31 - Slide

Toets nakijken
Hoe kijk je na?
  1. Werk geconcentreerd en in stilte.
  2. Vergelijk je eigen antwoord met het bord.
  3. Zet een krul of kruisje met een andere kleur.
  4. Snap je het niet? Vragen!
  5. Toets inleveren.

Slide 32 - Slide

Directe en indirecte rede
Aanhalingstekens, wie weet hoe het zit?

Slide 33 - Slide

uitleg
directe rede
Letterlijk: Hij zei: 'Mijn favoriete bezigheid is gamen.'

indirecte rede
Eigen woorden: Hij zei dat zijn favoriete bezigheid gamen is. 

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Directe rede / Indirecte rede
Maya zei:'Ik was zenuwachtig voor de toets.'

Slide 36 - Slide

Directe rede / Indirecte rede
'Mijn vader zit op voetbal,' zei Sanne

Slide 37 - Slide

Directe rede / Indirecte rede
Zij zei dat zij zenuwachtig was voor de toets.

Slide 38 - Slide

Directe rede / Indirecte rede
Mijn vader zei dat hij op voetbal zit.

Slide 39 - Slide

Nu maken of huiswerk
Spelling H1.8 - opdracht 6 en 7 en
Test jezelf A+B (Online!)

Job: inloggen?


Slide 40 - Slide

Huiswerk
woensdag 9-10
Spelling H1.8 - opdracht 6 en 7 en Test jezelf A+B (Online!)

Slide 41 - Slide

Welkom klas 2C
spullen klaarleggen
(werkboek, schriften, agenda, etui).

Start met de woordzoeker.

Slide 42 - Slide

Welkom 2C
Inloggen en omdraaien.

Spullen klaarleggen.

Slide 43 - Slide

Voorvoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje vóór het woord toevoegen; een voorvoegsel.
De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.
Voorbeeld: onrustig = on (voorvoegsel) + rustig = niet rustig
Een voorvoegsel bestaat niet als los woordje. Vaak heeft het wél een betekenis. Bijvoorbeeld:
on- = niet  / her- = opnieuw









Slide 44 - Slide

Tijdens het zelfstandig werken
Boektitel en auteur doorgeven.
Onderdeel van een serie?
Staat er een leeftijdsindicatie in jouw boek?

Slide 45 - Slide