Leerdoelen hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1
Op de volgende slides staat per paragraaf wat de leerdoelen zijn, dus wat je moet kunnen op de toets.

Ook staat er per paragraaf nog wat uitleg.

Zorg dat je ook alle begrippen (dikgedrukte woorden) uit hoofdstuk 1 kent.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
Op de volgende slides staat per paragraaf wat de leerdoelen zijn, dus wat je moet kunnen op de toets.

Ook staat er per paragraaf nog wat uitleg.

Zorg dat je ook alle begrippen (dikgedrukte woorden) uit hoofdstuk 1 kent.

Slide 1 - Slide

1.1 Onderzoeken en ontdekken
Leerdoelen:
- Je kan uitleggen wat waarnemingen zijn
- Je kan uitleggen wat een onderzoeksvraag is
- Je kan uitleggen wat de drie stappen zijn om de                                    onderzoeksvraag te beantwoorden
- Je kan uitleggen hoe je een verslag maakt van een proef

Slide 2 - Slide

1.1 Onderzoeken en ontdekken
  • Onderzoeken doe je door proeven te doen, een proef heet ook wel een experiment
  • Zien, horen, ruiken en voelen zijn voorbeelden van waarnemen
  • Een onderzoeksvraag is een vraag die je stelt om te onderzoeken
       - Voorbereiding (onderzoeksvraag opstellen)
       - Uitvoering (werkplan schrijven)
       - Afsluiting (verslag schrijven)

Slide 3 - Slide

1.1 Onderzoeken en ontdekken
Verslag:
- titel 
- onderzoeksvraag
- materialen
- werkwijze
- resultaten
- conclusie

Slide 4 - Slide

1.2 Het practicumlokaal
Leerdoelen:
- Je kan uitleggen waarom je proeven in een practicumlokaal doet
- Je kan de verschillende glaswerken herkennen van een foto
- Je kan de luchtring en gasregelschroef van een gasbrander herkennen
- Je kan de drie verschillende vlammen van een gasbrander herkennen en         deze omschrijven
- Je kan de afspraken om veilig te werken (blz 15) opnoemen
- Je kan uitleggen wat een gevarensymbool is
- Je kan uitleggen wat A-, R- en S-zinnen zijn

Slide 5 - Slide

1.2 Het practicumlokaal
  • Je werkt in een practicumlokaal omdat je bij sommige proeven elektriciteit of gas nodig hebt en in dit lokaal andere voorzieningen aanwezig zijn.  
  • Aan een gasbrander zitten twee draaiknoppen

Slide 6 - Slide

1.2 Het practicumlokaal

Slide 7 - Slide

1.2 Het practicumlokaal
  • Gele vlam: luchtring is dicht, dit is de pauzevlam. Je gebruikt de gele vlam nooit om iets te verwarmen
  • Blauwe vlam: luchtring staat een beetje open. Je gebruikt de blauwe vlam als je iets voorzichtig wilt verwarmen
  • Ruisende vlam met blauwe kern: luchtring is helemaal open, dit is de heetste vlam. Je gebruikt de ruisende vlam als je iets sterk wilt verhitten

Slide 8 - Slide

1.2 Het practicumlokaal
  • Afspraken in het practicumlokaal
- Lees altijd de practicumopdrachten goed door. Ga daarna pas aan het werk
- Zet je veiligheidsbril op en doe een labjas aan als dat wordt gevraagd
- Doe lang haar in een staart
- Ruik nooit zomaar aan een stof
- Proef nooit van een stof
- Wees voorzichtig met glaswerk
- Draai nooit zomaar een gaskraan open
- Ruim iets gelijk op als je morst

Slide 9 - Slide

1.2 Het practicumlokaal
  • Een gevarensymbool maakt het voor iedereen begrijpelijk wat de tips voor veilig gebruik van de stof is



  • R-zinnen (risk), S-zinnen (safety) en A-zinnen (advise) duiden gevaren aan van een stof. Er zijn 68 R-zinnen, 64 S-zinnen en 16 A-zinnen

Slide 10 - Slide

1.3 Je omgeving onderzoeken
Leerdoelen:
- Je kan uitleggen wat een organisme is
- Je kan uitleggen wat determineren is
- Je kan de onderdelen van een microscoop benoemen
- Je kan uitleggen wat het verschil is tussen een natuurgetrouwe tekening en een schematische tekening

Slide 11 - Slide

1.3 Je omgeving onderzoeken
  • Organismen zijn levende wezens
  • Determineren is het opzoeken van de naam van een organisme met bijvoorbeeld een zoekkaart waar vragen op staan over de kenmerken van het organisme 

  •  Als je details beter wil bekijken gebruik je een loep, wil je nog kleinere delen bekijken, zoals cellen, dan gebruik je een microscoop
  • Bij het gebruiken van de microscoop bekijk je een preparaat

Slide 12 - Slide

1.3 Je omgeving onderzoeken
  • Een preparaat bestaat uit een voorwerpglas, ook wel het objectglas genoemd, met daarop het dekglaasje. Daartussen zit datgene wat je wilt bekijken. 
  • Het preparaat mag niet te dik zijn omdat het licht 
van de microscoop erdoorheen moet kunnen schijnen
  • Als je de belangrijkste kenmerken in woorden 
       opschrijft maak je een beschrijving
 

Slide 13 - Slide

1.3 Je omgeving onderzoeken
  • Je kan waarnemingen ook vastleggen met tekeningen
  • Natuurgetrouwe tekening is heel precies met natuurlijke kleuren getekend
  • Schematische tekening heeft alleen de belangrijkste onderdelen, deze is ook niet ingekleurd
  • Tekenregels: lees checklist 4 achter in het boek!
 

Slide 14 - Slide

1.4 Je binnenste onderzoeken
Leerdoelen:
- Je kan uitleggen wat organen en organenstelsels zijn
- Je kan verschillende organenstelsels met functie benoemen
- Je kan de organen van het ademhalingsstelsel en verteringsstelsel                      benoemen
- Je kan de onderdelen van een cel benoemen

Slide 15 - Slide

1.4 Je binnenste onderzoeken
  • Organen zijn delen van het lichaam met een bepaalde taak
  • Organen die samenwerken vormen een organenstelsel
        - skelet, spierstelsel, verteringsstelsel, ademhalingsstelsel en                                    bloedvatenstelsel (functies op blz 23 in het boek)
  • Organen bestaan uit cellen, deze zijn zo klein dat je ze met de microscoop moet bekijken.
  • Cellen hebben een celkern, deze ligt in het cytoplasma, om de cel heen zit het celmembraan
  • Een weefsel is een groep cellen met dezelfde cellen met dezelfde taak

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

1.5 Gegevens verwerken
Leerdoelen:
- Je kan uitleggen wat het verschil tussen schatten en meten
- Je kan uitleggen wat een grootheid en een eenheid is
- Je kan de grootheden, standaardeenheden en afkorting uit bron 3 benoemen
- Je kan eenheden omrekenen (bron 4)
- Je kan uitleggen wat een steekproef is en hier een voorbeeld bij bedenken
- Je kan de meetresultaten uit een tabel verwerken tot een staafdiagram, cirkeldiagram of                  lijndiagram
- Je kan een lijndiagram met assenstelsel tekenen

Slide 18 - Slide

1.5 Gegevens verwerken
  • Schatten is meestal niet erg betrouwbaar, daarom kan je meestal beter meten, dit doe je met een meetinstrument
  • Iets wat je kan meten is een grootheid (tijd, lengte, massa, etc.)
  • Grootheden meten we in een eenheid, de afkorting van de eenheid zet je achter het getal
  • Er zijn een aantal standaardeenheden, deze staan in bron 3

Slide 19 - Slide

1.5 Gegevens verwerken
  • Bij een steekproef onderzoek je een dele van het totaal aantal mensen
  • Resultaten zet je in een tabel, deze kan je daarna verwerken tot een staafdiagram of cirkeldiagram.
  • Bij een lijndiagram teken je eerst een assenstelsel, je zet de grootheden met de eenheid tussen haakjes op de assen. Daarna zet je de punten in het assenstelsel (deze haal je uit het tabel) als laatst teken je met POTLOOD een lijn door de punten

Slide 20 - Slide

Oefenen
Hier zijn een aantal linkjes waar je nog mee kan oefenen

Lees de paragrafen in het boek nog een keer, leer de dikgedrukte woorden en vergeet de bronnen niet te bekijken. Maak zelf proefwerkvragen met antwoorden om te oefenen, deze mag je altijd naar mij doorsturen als je dat wil.

Slide 21 - Slide