Week 4 - mavo 3 (chap. 3 : G + voca)

Bonjour tout le monde ! 
Start klaar ?

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour tout le monde ! 
Start klaar ?

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programme - semaine 4
Les objectifs d'apprentissage 
Aan het einde van de les:
  • Kan ik de passé composé met avoir en être gebruiken.
  • Kan ik over mijn vakantieverblijf vertelllen.
  • Ken ik woorden die te maken hebben met reizen en vervoer.

Voorkennis activeren
Chapitre 3
Bron F
Exercices
Evaluatie

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 3

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Terugblik-opdracht:
* de passé composé
* vocabulaire

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Hoe maak ik de stam van een regelmatig werkwoord?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Maak het voltooid deelwoord van de werkwoorden jouer / descendre / remplir

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Elles ont achetées une nouvelle voiture.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Ils sont allés en vacances à Toulouse.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Il est parti en voiture.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Elle est partie en vélo.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Zet in de passé composé (être):
Elle (partir) en vacances avec ses amies.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Que signifie ?

la porte

A
de deur
B
het raam
C
de trap
D
de lift

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Que signifie ?

le projet

A
het vervolg
B
het plan
C
missen
D
het perron

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Que signifie ?

retrouver
A
beginnen
B
zien
C
missen
D
terugvinden

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Que signifie ?

de herinnering
A
la place
B
le départ
C
le souvenir
D
avoir de la chance

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Que signifie ?

de bestemming
A
la destination
B
le quai
C
sinon
D
het weer

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Vocabulaire leçon 3

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Vocabulaire leçon 4

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Exercices
Chapitre 3
Bron F 
Ex. 22, 23, 24, 25
p. 114-117



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Phrases-clés G - chapitre 3
Au travail!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

p. 118
Phrases clés G

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

il y a ...
Er is / er zijn

Il y a une piscine.

Il y a des palmiers.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Oefen in 2-tallen
de phrases clés.
Draai de rollen om als je klaar bent.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welke zin hoor je?
Je docent leest een zin voor en jij kiest de letter van de zin die je hoort.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Welke zin hoor je?
A
Pas mal, il y a une piscine.
B
en face, il y a une patinoire.
C
Mon lit n'est pas confortable.
D
Mon lit est confortable.

Slide 27 - Quiz

Mon lit n'est pas confortable.
Welke zin hoor je?
A
Pas mal, il y a une piscine.
B
en face, il y a une patinoire.
C
Mon lit n'est pas confortable.
D
Mon lit est confortable.

Slide 28 - Quiz

Pas mal, il y a une piscine.
Welke zin hoor je?
A
Pas mal, il y a une piscine.
B
En face, il y a une patinoire.
C
Mon lit n'est pas confortable.
D
Mon lit est trop confortable.

Slide 29 - Quiz

Mon lit est trop confortable.
Welke zin hoor je?
A
Pas mal, il y a une piscine.
B
Le petit déjeuner est bon.
C
Le déjeuner est très bon.
D
Mon lit est trop confortable.

Slide 30 - Quiz

Le petit déjeuner est bon.
Welke zin hoor je?
A
Par contre, le lit est trop petit.
B
Le petit déjeuner est bon.
C
Le déjeuner est très bon.
D
La chambre est petite.

Slide 31 - Quiz

La chambre est trop petite.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen

  1. T2 Ik kan specifieke informatie vinden / begrijpen in een (luister)tekst.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Nabespreking

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Begrippen uit deze les

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Begrippen uit deze les

Slide 38 - Slide

This item has no instructions


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 39 - Open question

This item has no instructions


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 40 - Open question

This item has no instructions