This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Comment tu te sens aujourd'hui?
Slide 2 - Slide
Programme
-Verbes en -re
-Au travail!
-Correction
But: Savoir utiliser les verbes en -re au présent et passé composé
Slide 3 - Slide
Toetsweek
Chapitre 1 (helemaal)
Slide 4 - Slide
Het regelmatige werkwoord op -re (présent)
1- Haal -re van het werkwoord af.
Répondre -re = répond
2-Voeg de juiste uitgang toe bij elke persoon.
Slide 5 - Slide
Het regelmatige werkwoord op -re (présent)
Je
-s
Tu
-s
Il/Elle/On
Nous
-ons
Vous
-ez
Ils/Elles
-ent
Attendre
Entendre
Vendre
Perdre
Répondre
Slide 6 - Slide
Vervoegen: Je (vendre).
Slide 7 - Open question
Vervoegen: Julie et Fiona (répondre).
Slide 8 - Open question
Vervoegen: On (entendre).
Slide 9 - Open question
Vervoegen: Sofie (vendre).
Slide 10 - Open question
Vervoegen: Tu (perdre).
Slide 11 - Open question
Het regelmatige werkwoord op -re (passé composé/ voltooid deelwoord)
1-Gebruik een vorm van être (zijn) of avoir (hebben)
2-Hele werkwoord - re= répond / répond+u= répondu
Slide 12 - Slide
Vertaal: Ik heb gewacht.
Slide 13 - Open question
Vertaal: Hij heeft verkocht.
Slide 14 - Open question
Vertaal: Ze hebben gehoord.
Slide 15 - Open question
Vertaal: We hebben verloren.
Slide 16 - Open question
Au travail
Exercice 29c p.45
Exercice 30 b + c
Klaar? - Ga naar classroom. Bij het extra materiaal staan links om te oefenen met het bijvoeglijk naamwoord. Maak die opdrachten. - Ga naar www.verbuga.eu en vul de werkwoorden (opdr. 29B) in. Zet de tijden op présent en passé composé.