La classe de français nr 5 (la semaine 38)

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Je me présente...

Je me présente (ik stel me voor)

Comment ça va?

Comment tu t' appelles? Je m' appelle Nora

Quel âge as-tu? J' ai 14 ans (Hoe oud ben je? Ik ben 14 jaar)

Tu habites où? J' habite à Haren (Waar woon je? Ik woon in Haren)

A demain, à la prochaine (tot de volgende keer), à bientôt (tot binnenkort), au revoir (tot ziens), salut (dag, hoi)

Les jours de la semaine (dagen vd week)

lundi

mardi

mercredi

jeudi

vendredi

samedi

dimanche

Tellen (compter)

Tellen (compter)

un, deux, trois, quatre, cinq

six, sept, huit, neuf, dix

onze, douze, treize, quatorze, quinze

seize, dix-sept, dix-huit, dix-neuf, vingt

Au camping = op de camping

la tente et la caravane

les toilettes

les frites et la salade

le foot et la guitare

la terrasse

les couleurs (= de kleuren)

 bleu, blanc, rouge (blauw, wit, rood)

noir, vert, jaune (zwart, groen, geel)

violet, gris, orange, rose 

(paars, grijs, oranje, roze)

marron, lila (bruin, lila)

Hoe zit het boek Grandes Lignes in elkaar? 

1 Boek doornemen: page 6, On y va et chap 1

je mag in het boek schrijven

sommige oefeningen doen we online op het bord

2 wat en hoe leren? schrift voor aantekeningen en uitleg

vocabulaire (woordjes) leren uit het boek: frans-nederlands en andersom

3 les devoirs (= het huiswerk ha ha: altijd meervoud!): In Managebac

Aujourd'hui: 

1 Les devoirs: contrôle

2 Les mots de classe: exercice: Travaille avec ton voisin

C'est quoi? C'est une chaise

3 een zoekplaatje.....

C'est quel jour aujourd'hui? Réponds!

Classe de français nr. 5: les devoirs = ?

1 Ik begrijp het niet

2 Ik weet het niet

3 de oefening

4 Wat is het? het is een boek

5 de dagen van de week

6 Ik stel me voor: ik heet Nora

7 Hoe oud ben je?

8 Waar woon je?

C'est quel jour aujourd'hui? 

Classe de français nr. 5

1 en

2 open en sluit

3 luister en lees

4 spreek en herhaal

5 zoek en pak

6 de school

7 schrijf

8 de mobiele telefoon

les mots (de woorden) de (van) l' école (school):

mannelijk (le of un) of vrouwelijk (la of une)

un livre, un cahier et un stylo (bic)

un marqueur, une page, un mot

la salle de classe, le mur, la porte et la fenêtre

la table et la chaise

le tableau et l' écran

le portable, l' ordinateur, la tablette

le sac à dos 

Le livre, page 11 exercice 6 B et D

Exercice 6 B doen we samen

Exercice 6 D maak je voor jezelf 

+

het zoekplaatje

Les devoirs pour la classe nr. 6

1. je aantekeningen in je schrift 

2. page 16 + 17: A, B, C

Vertaal
Réponds et choisis

Vertaal
Ecris le bon mot sous l' image

Vertaal
Travaille avec ton voisin

Vertaal
Ecoute et répète les phrases

Vertaal
Ecoute ton prof pour la prononciation

Regarde les images, écoute et répète.
Jeu de rôles