Coherentieanalyse

Coherentieanalyse
Vwo 4
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Coherentieanalyse
Vwo 4

Slide 1 - Slide

Hoe kun je ervoor zorgen dat de tekst die je schrijft samenhangend is?

Slide 2 - Mind map

Coherentie
Hoe samenhangender een tekst is, hoe makkelijker het voor de lezer is om er een samenhangend geheel van te maken in het geheugen. 
Met andere woorden: hoe samenhangender de tekst is, hoe makkelijker deze te begrijpen is. 

Een ander woord voor samenhang is coherentie.

Slide 3 - Slide

Coherentie
De samenhang in een tekst is op twee manieren te meten:
  1. Referentiële coherentie
  2. Relationele coherentie

Slide 4 - Slide

Referentiële coherentie
  • Verwijzingen in de tekst 
  • Naar welke referent (persoon, voorwerp, onderwerp) verwijst dit woord?
  • Hoe groot is de afstand tussen woord en referent?
  • Op welke plekken in de tekst zouden interpretatieproblemen kunnen ontstaan als gevolg van onduidelijke verwijzingen?

Slide 5 - Slide

Hoe ga je te werk?
  1.  Markeer alle woorden die verwijzen naar een ander(e) woord(groep) in de tekst. Dit kunnen zijn:
  • Persoonlijke voornaamwoorden (hij, zij, wij etc.)
  • Aanwijzende voornaamwoorden (dit, dat, deze, die etc.)
  • Bezittelijke voornaamwoorden (zijn, haar etc.)
  • Bijwoorden (toen, zo, daar, hier) die verwijzen naar een plaats, tijdstip of manier waarop iets is gebeurd. 
  • Overige woorden/woordgroepen die ergens naar verwijzen

Slide 6 - Slide

Hoe ga je te werk?
2. Zet deze woorden in een tabel met het nummer van de zin waarin je het hebt gevonden. 
3. Schrijf de referent in de tabel en noteer hoeveel zinnen er tussen het woord en de referent zitten (als de één in zin 1 staat en de ander in zin 2, is de afstand 1)
4. Schrijf op met welke vorm van verwijzing je te maken hebt (persoonlijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, bijwoord, overig)

Slide 7 - Slide

Voorbeeld (tekst 1, blz. 80)

Slide 8 - Slide

Relationele coherentie
  • Verwijzingen tussen grotere delen van de tekst
  • Welke verbanden (oorzaak-gevolg, opsomming, middel-doel etc.) herken ik en aan welke coherentiemarkeerders (o.a. signaalwoorden/woordgroepen) kan ik dat zien?

Slide 9 - Slide

Hoe ga je te werk?
  1.  Markeer alle mogelijke coherentiemarkeerders
  2. Maak een tabel met daarin:
  • De zinnen waarin het verband zit 
  • Het verband 
  • E.v.t. coherentiemarkeerder(s)

Let op! Niet alle verbanden worden aangegeven door coherentiemarkeerders. Sommige verbanden lees je tussen de regels. 

Slide 10 - Slide

Voorbeeld (tekst 1, blz. 80)

Slide 11 - Slide

Conclusie
Op basis van de referentiële en relationele analyse, trek je een conclusie. Hierbij ga je o.a. in op de afstand tussen verwijzing en referent, aantal ''onbeantwoorde'' verwijzingen en aantal coherentiemarkeerders. 

Slide 12 - Slide

Opdracht
  • Maak een referentiële analyse van tekst 2 op blz. 81 
  • Maak een relationele analyse van tekst 2 op blz. 81
  • Trek een conclusie o.b.v. beide analyses, geef een advies ter verbetering èn geef aan hoe deze opdracht heeft bijgedragen aan jouw schrijfvaardigheid (minimaal 250 woorden)

Slide 13 - Slide