zwangerschap

Vraag 2: Hoeveel procent kans hebben de ouders van Q, dat zij nog een kind krijgen met PAH.
Maak hiervoor een kruisingsschema
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vraag 2: Hoeveel procent kans hebben de ouders van Q, dat zij nog een kind krijgen met PAH.
Maak hiervoor een kruisingsschema

Slide 1 - Slide

Voortplanting bij de mens:
ovulatie
bevruchting
ontwikkeling

Slide 2 - Slide

Bevruchting
Bevruchting = samensmelten van de eicel met de spermacel.
Bevruchting vindt plaats in de eileider!!!

Slide 3 - Slide

Ontwikkeling ongeboren kind
Na bevruchting in de eileider gaat de bevruchte eicel zich delen.
Na ongeveer 2 weken komt het klompje cellen aan in de baarmoeder.
Daar nestelt het zich in.
Het krijgt nu voedingsstoffen en zuurstof van 
het baarmoederslijmvlies.
Na enige tijd ontwikkelt zich de placenta (= moederkoek) 
en de naveltreng. De embryo krijgt nu voedingsstoffen 
en zuurstof via de placenta.

Slide 4 - Slide

Ontwikkeling ongeboren kind
namen:
zygote   =>  tot de innesteling
embryo => tot week 12
foetus    => na week 12

Slide 5 - Slide

Placenta
De placenta bestaat uit bloedvaten van de moeder en bloedvaten van het kind.
HET BLOED MENGT NIET!!!

De bloedvaten liggen naast elkaar en kunnen zo 
  1. voedingsstoffen en zuurstof aan het bloed van het kind geven  
  2. afvalstoffen aan het bloed van de moeder geven.

Slide 6 - Slide

Placenta: zuurstof- en voedingsstoffen uitwisseling 

Slide 7 - Slide

Navelstreng
  • Verbindt embryo met placenta
  • Twee navelstrengslagaders van embryo naar placenta (zuurstofarm, afvalstoffen)
  • Één navelsrengader van placenta naar embryo (zuurstofrijk, voedingsstoffen)

Slide 8 - Slide

Vruchtvliezen
  • Vliezen die vanaf de placenta om de baby lopen
  • Houden het vruchtwater vast

Slide 9 - Slide

Vruchtwater
  • Water om de baby heen, wordt vastgehouden door de vruchtvliezen.
  • Beschermt de baby tegen:                      uitdrogen                                                    temperatuurwisselinge                        stoten

Slide 10 - Slide

placenta (=moederkoek)
Hierdoor krijgt de foetus voedingsstoffen en zuurstof
Ook kan het afvalstoffen aan het bloed van de moeder afgeven
Navelstreng
Hierin lopen 2 slagaders naar de placenta toe. 
Deze slagaders hebben zuurstofarm bloed met afvalstoffen
Er loopt ook 1 ader terug naar de foetus
Deze ader is zuurstofrijk en voedselrijk.
LET OP: er zit alleen bloed (en bloedvaten) van de foetus in de navelstreng!! Niet van de moeder
Vruchtwater
Zit om de baby heen
Beschermt de baby tegen stoten, uitdrogen, temperatuurwisseling
Baarmoedermond
Baarmoederwand
vagina
Let op!!!
Het bloed van de moeder en van het kind mengen NOOIT!!!
Ook niet in de placenta
Let op!!!
In de navelstreng lopen alleen bloedvaten van de baby. NIET van de moeder!!
Klik de rondjes aan voor meer informatie

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

wat is een embryo?
A
een ander woord voor 'moederkoek'
B
een ander woord voor 'placenta'
C
het ongeboren kindje
D
zorgt voor voedsel in de baarmoeder.

Slide 14 - Quiz

Tom zegt: "de placenta bestaat uit weefsel van het embryo en weefsel van de moeder"

Klopt het wat Tom zegt?
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per zwangerschap

Slide 15 - Quiz

Hoe noemen we nummer 2
A
placenta
B
vruchtwater
C
navelstreng
D
baarmoeder

Slide 16 - Quiz

Door welk bloedvat stroomt bloed van de placenta naar het embryo?
A
navelstrengslagader
B
navelstrengader

Slide 17 - Quiz

Welk deel zorgt voor de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Baarmoeder
B
Embryo
C
Eierstokken
D
Placenta

Slide 18 - Quiz

Het bloed van de moeder gaat via de placenta door het kind.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Hoe komt een baby van afvalstoffen af
A
Via de mond
B
Via het vruchtwater
C
Via de baarmoeder
D
Via de placenta

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video


nr. 3
A
baby
B
zygote
C
moeder
D
embryo

Slide 22 - Quiz

wat is nummer 1
A
navelstreng
B
placenta
C
baarmoeder
D
embryo

Slide 23 - Quiz

Wat is een embryo?

Slide 24 - Open question

Na hoeveel weken noemen we het embryo geen embryo meer, maar foetus?

Slide 25 - Open question

eisprong
eicel rijping
innesteling
celdeling
bevruchting

Slide 26 - Drag question

de bevruchte eicel groeit vast in het slijmvlies van de baarmoeder.
A
ovulatie
B
embryo
C
innesteling
D
bevruchting

Slide 27 - Quiz

Hiernaast is een foto genomen in de baarmoeder. Het bolletje is de bevruchte eicel. Hoe heet het proces dat je ziet?
A
Ovulatie
B
Innesteling
C
Eisprong
D
Bevruchting

Slide 28 - Quiz

Extra oefenen
Wil je nog extra oefenen?
Plaatjes, oefentoets, allemaal handig om je beter voor te bereiden op je Schoolexamen en het eindexamen.
Op de volgende slide staat een link met allerlei oefeningen

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

K12 Bevalling

Slide 31 - Slide

Bevalling
bestaat uit de volgende fasen:
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 32 - Slide

Bevalling
bestaat uit de volgende fasen:
  • Ontsluiting
  • Uitdrijving
  • Nageboorte

Slide 33 - Slide

Ontsluiting
Bij ontsluiting wordt de baarmoedermond wijder:
De baby kan er dan makkelijker uit.
De ontsluiting ontstaat door ontsluitingsweeën.

Slide 34 - Slide

Uitdrijving
Bij de uitdrijving wordt de baby uit het lichaam geperst.
Dit past maar net!

Uitdrijving vindt plaats door persweeën.

Slide 35 - Slide

Weeën
Er zijn 3 soorten weeën:
Ontsluitingsweeën:  veroorzaakt ontsluiting
Persweeën                 : perst de baby eruit
Naweeën                     : perst de nageboorte eruit. Daarnaast                                                         zorgen naweeën ervoor, dat de                                                                       baarmoeder  de normale grootte weer                                                       krijgt

Slide 36 - Slide

Nageboorte
Na de geboorte zit de placenta nog in de baarmoeder.
De vruchtvliezen en navelstreng zitten hier nog aan vast.
Tijdens de nageboorte komen deze naar buiten.
Nageboorte bestaat dus uit:
placent
Vruchtvliezen
Navelstreng

Slide 37 - Slide

Nageboorte
Placenta

 Navelstreng

 Vruchtvliezen

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Tijdens welke fase verlaat de placenta het moederlichaam?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 40 - Quiz

Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Baarmoederhals wordt wijder
Kind wordt naar buiten geperst
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam

Slide 41 - Drag question

1. ovulatie 2. bevruchting
3. bevruchte eicel groeit uit tot een klompje cellen
4. innesteling
5. de embryo ontwikkelt zich
6. weeën 7 bevalling
wat is
de juiste volgorde
A
1-2-3-4-5-6-7
B
2-1-3-4-5-6-7
C
1-2-4-3-5-6-7
D
2-3-1-4-5-6-7

Slide 42 - Quiz

Wat is de volgordevan een zwangerschap en bevalling?
Innesteling
Embryo
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 43 - Drag question