1V - Periode 3-4 - PA1 H2 Les 4 - GSE (15-04-2024)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Bienvenidos

Meld je aan bij Lessonup met de lessonup klascode.

B1g klascode: ykpjz 

(het linkje staat op magister bij je eerste les Spaans)

Leerdoelen Hoofdstuk 2

Je leert in het Spaans: 

1. vertellen over je stad of dorp, de winkels en andere gebouwen
2. hoe je iemand de weg kunt wijzen
3. boodschappen doen

      

Vraag: 

Wat kun je al (een beetje)? Welke woorden herinner je je? 

   

El programa de hoy

Info + idioma de clase + deberes  (10m)

• Voc 2.4 (5m)
• Leer (=lezen): de weg wijzen (fuente H, ej.22-23) (15m)
• Hablar de las compras + la ruta: ej. 28de, 29 (15m)

• Verbos 'estar' + regelmatige werkwoorden ej. 15 + D-toets ej.3 (-> terminar en casa)

Reflexión, deberes (5m)

Hier spreken we Spaans.

Wat was het woord van de week?

Woord van de week

las patatas = de aardappels

Por favor, patatas fritas para mí. 

            = Alstublieft, patat (gebakken aardappels) voor mij.

Los deberes fueron (het huiswerk was):

Niet vergeten: als je het huiswerk van vorige les niet af had, maak dat dan nu af. In de les kijken we het na.

Estudiar:  

• Vocabulario 2.3 
• Frases clave J over boodschappen doen (TB p.24) 
• Grammatica I over regelmatige werkwoorden (TB p.24) 

Hacer:  

• Afmaken oefening 19, 20, 25, 26, 28c

ANTWOORDEN

Ejercicio 13c

1 está

2 están

3 están

4 estoy

5 está

6 estamos

Ejercicio 14b

1 ¿Dónde está el supermercado?

2 La biblioteca está en el centro.

3 El chico está al lado del cine.

4 La amiga está enfrente de la panadería.

Ejercicio 18

Voorbeelduitwerking:

¡Hola María!

¿Cómo estás?

Mi casa es muy bonita.

Está cerca del instituto. 

El cine está enfrente de mi casa.

Hay dos centros comerciales en la ciudad.

¿Te gusta ir de compras? Si quieres, vamos juntos/juntas al centro comercial.

Adiós,

Miguel

Ejercicio 9

tegenover = enfrente de

links = a la izquierda

naast = al lado de

rechts = a la derecha

Corregir 

Ejercicios: 

19, 20 -> al in de les gedaan 

25, 26, 28c

Vocabulario 2.4

ESTUDIAR: 

Vocabulario 2.4 (WB p.55-56) 

¿Terminado (klaar)?

Repite (herhaal) el vocabulario 2.1 - 2.3 

mirar = kijken

Leer (= lezen) (15m)

Welke Spaanse woorden en zinnen heb je nodig als iemand je de weg wijst? 

Log in op lessonup en noteer ze op de volgende slide.

(Je mag kijken in Bron E in je tekstboek, p.21)

Welke Spaanse woorden en zinnen heb je nodig als je iemand de weg wijst (Bron E)?

Leer (= lezen)

HACER (doen, maken):

• Libro de ejercicios p.46, ejercicio 22-23
• También necesitas TB p.23

¿Terminado (klaar)?

• hacer ej. 21 (Spaanse vraagwoorden)

En la panadería = bij de bakker

Hablar en español (15m)

REPETIR: fuente  E y J  (TB p.21 + p.24)

HACER en parejas (in tweetallen): 

• ejercicio 28de (las compras)
• ejercicio 29 (las compras + la ruta)

Indien tijd voor: Teken artikelen die je wilt verkopen op vellen papier. Je bent verkoper en gaat in gesprek met een klant. De verkoper begint, zie oefening 28d. Klaar? Wissel van rol.

Los verbos (10m) 

HACER (= doen, maken): 

• Maak oefening 15 over het werkwoord 'estar' (WB. p.40-41)
• Maak oefening 3 van de D-toets (WB 58).
  

Hulp nodig? Bestudeer dan eerst in je tekstboek bron D en bron I van hoofdstuk 2.

Vragen? Steek je hand op om een vraag te stellen.

¿Terminado (klaar)?

Hacer: 

ejercicio  21 (vraagwoorden, WB p.45)

ejercicio 4+5 van de D-toets (WB p.58-59)

Reflexión: Wat heb je geleerd vandaag?
Noteer Spaanse woorden (met vertaling!) die je hebt geleerd.

Deberes 

Neem mee: schaar in je tas 

Leren: hoofdstuk 2, vocab 2.4 + herhaal de werkwoorden (Tekstboek bron D en I) 

Maken:  

WB p.45 Oefening 21 over de vraagwoorden + oefening 15 over de werkwoorden + D-toets oefening 3-4 (WB p.58) 

Woord van vorige week

mirar = kijken, bekijken

Mira, esta es mi casa. = Kijk, dit is mijn huis.

play.kahoot.it

Klassentaal

Klassentaal: Onthoud  1  zin van de posters aan de muur!

¿Dónde está?

LEER (= lezen): Frases clave (TB p.21) 

HACER en parejas (= in tweetallen): 

• ejercicio 16 (WB p.42)
• Praat niet hard, maar fluister, zodat je anderen niet stoort.

¿Terminado (klaar)?

Oefening 17: 

• Neem de plattegrond over in je schrift.
• Maak oefening 17a. 
• Daarna doe je samen oefening 17b en c.

¿Dónde está?  =  Waar is (het)?

Repaso (=herhaling): Reglas

1. spullen en huiswerk in orde

2. vragen? hand opsteken

3. als docent spreekt, ben je stil

4. binnen? groeten en op je eigen plaats gaan zitten, spullen gereed

5. respecteer elkaar en zit niet aan elkaars spullen

6.  opgeladen laptop in je rugzak

Sana, Sophia , Emerald -> aanmelden bij Lessonup? 

Linkje bij de eerste les Spaans op magister.

Woord van de vorige week

Despacio / despacito betekent eigenlijk: 'langzaam aan'.

preferido/a = lievelings-

Mi canción preferida es Despacito = mijn lievelingsliedje is Despacito.

Woord van vorige week

Tu vecino/vecina is ook je buurman/buurvrouw in de klas.

tu vecino/vecina = je buurman/buurvrouw

¿Cómo se llama tu vecino? = Hoe heet je buurman?

Los deberes fueron (het huiswerk was)...

Gramática (15m)

EXPLICACIÓN (uitleg): 

• Tekstboek p.13 fuente D, Lidwoord (zie filmpje)
• Tekstboek p.16 fuente J, 'Ser' en persoonlijk voornaamwoord

HACER (maken, doen): 

• werkboek p.15 ejercicio 11
• werkboek p.22, ejercicio 25-26

Vocabulario (15m) 

Paso adelante 1 hoofdstuk 1

• Ga naar de aangegeven website en toets de code in.
• Kies 'kaarten' of 'combineren'
• oefen 5 minuten

-> daarna klassikaal

la tienda = de tent / de winkel