Blok 2, week 3, les 4

Spelling
Blok 2, week 3, les 4

Nodig:
Laptop

1 / 35
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling
Blok 2, week 3, les 4

Nodig:
Laptop

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Ik kan woorden schrijven van het
aai-ooi-oei-woord.

Slide 2 - Slide

Opfrissen
Week 1 en 2

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is een plankwoord?
Schrijf het juiste woord op je wisbordje.
A
denk
B
zucht
C
lucht
D
lig

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Wat is geen eer / oor / eur woord
A
reuk
B
zeur
C
koor
D
leer

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Alle ei woorden verzamelen

Slide 9 - Mind map

Voorbeeld: ik maai, ik gooi, ik roei
Aai-ooi-oei woord: Ik hoor de j maar ik schrijf de i.

Slide 10 - Slide

Aai, ooi, oei woorden

Slide 11 - Mind map

Quiz

Slide 12 - Slide


A
mooj
B
mooij
C
moi
D
mooi

Slide 13 - Quiz


A
zwaien
B
zwaaien
C
zwaaijen
D
zwaajen

Slide 14 - Quiz


A
aajen
B
aaijen
C
aaien
D
aien

Slide 15 - Quiz


A
groeien
B
groejen
C
groeijen
D
grooien

Slide 16 - Quiz


A
hooi
B
hooj
C
hooij
D
hoi

Slide 17 - Quiz


A
sproejen
B
sproeijen
C
sproeien
D
sprooien

Slide 18 - Quiz


A
ooijevaar
B
ooievaar
C
oojevaar
D
oievaar

Slide 19 - Quiz


A
stoejen
B
stoeien
C
stoeijen
D
stooien

Slide 20 - Quiz


A
papegaaj
B
papegai
C
papegaai
D
papegaaij

Slide 21 - Quiz


A
dooier
B
dooijer
C
doojer
D
doier

Slide 22 - Quiz


A
saaje
B
saaije
C
saie
D
saaie

Slide 23 - Quiz


A
koeien
B
koeijen
C
koejen
D
kooien

Slide 24 - Quiz


A
zooij
B
zooj
C
zoi
D
zooi

Slide 25 - Quiz


A
kooijen
B
koien
C
kooien
D
koojen

Slide 26 - Quiz


A
roejen
B
roeien
C
roeijen
D
roeiien

Slide 27 - Quiz


A
maajen
B
maaijen
C
maaien
D
maien

Slide 28 - Quiz


A
draien
B
draajen
C
draaien
D
draaijen

Slide 29 - Quiz


A
gooijen
B
goojen
C
goien
D
gooien

Slide 30 - Quiz


A
gloeijlamp
B
gloeilamp
C
gloejlamp
D
glooilamp

Slide 31 - Quiz


A
dooien
B
doojen
C
dooijen
D
doien

Slide 32 - Quiz

Lesdoel
Ik kan woorden schrijven van het 
aai-ooi-oei-woord. 



Slide 33 - Slide

Ik heb het lesdoel behaald:
Ik ken de regel van het aai-ooi-oei woord
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Slide 35 - Slide