This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
BIJNA HERFSTVAKANTIE
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Ga je op vakantie?
A
Ja, in Nederland
B
Ja, in het buitenland met de auto/trein
C
Nee, blijf lekker thuis
D
Ja, naar het buitenland met het vliegtuig
Slide 3 - Quiz
Nora rekent 4,8 : 3 als volgt uit: 3 : 3 = 1 en 1,5 : 3 = 0,5 en 0,3 : 3 = 0,1 dus 1 + 0,5 + 0,1 = 1,6. Van welke eigenschap van bewerkingen maakt zij gebruik?
A
de associatieve eigenschap
B
de commutatieve eigenschap
C
de distributieve eigenschap
Slide 4 - Quiz
Wanneer is de herfst in 2024 begonnen?
A
22 augustus
B
22 september
C
21 oktober
D
21 november
Slide 5 - Quiz
In het rekenboek voor groep 7 staan rijtjes deelopgaven, waarbij kinderen zelf moeten kiezen welke opgaven ze hoofdrekenend en welke opgaven ze cijferend oplossen. Van welke opgave is het zeker de bedoeling dat de kinderen deze hoofdrekenend zullen oplossen?
A
2625 : 25
B
2415 : 23
C
2544 : 24
Slide 6 - Quiz
Wanneer werd Netflix opgericht?
A
1997
B
2008
C
2003
D
2006
Slide 7 - Quiz
Meester Daan legt de opgave 5 × 98 als volgt uit: je betaalt 5 keer € 100, maar dan krijg je nog 5 keer 2 euro terug, dus € 490. Van welke eigenschap van bewerkingen maakt hij gebruik?
A
de associatieve eigenschap
B
de commutatieve eigenschap
C
de distributieve eigenschap
Slide 8 - Quiz
Welk briefje van 200 is echt?
A
A
B
B
Slide 9 - Quiz
Waarom leren kinderen in de bovenbouw schattend rekenen?
A
Omdat het makkelijker is voor kinderen om te rekenen met afgeronde getallen
B
Omdat je in sommige situaties niet precies kunt of hoeft te rekenen
C
Omdat schatten gebruikt
kan worden als controle op het cijferend rekenen
Slide 10 - Quiz
Als het in Nederland herfst is, dan is het in Brazilië?
A
zomer
B
winter
C
herfst
D
lente
Slide 11 - Quiz
Hoe lang doe je met een pak hagelslag van 450 gram als je elke dag een boterham met hagelslag eet? Bij welke leerling herken je het kerninzicht schattend rekenen?
A
Samira denkt dat je 10-15 gram hagelslag per dag eet en geeft als antwoord 'ruim een maand'.
B
Else ziet op het pak staan dat een portie 20 gram is, doet 450 : 20 = 22,5 en rondt dit af naar boven tot 23 dagen.
C
Tim schat in dat je 15 gram hagelslag op je boterham doet en geeft als antwoord 30 dagen.
Slide 12 - Quiz
Bij welke sport duurt een wedstrijd langer?
A
Basketbal
B
IJshockey
Slide 13 - Quiz
Wat is een belangrijk verschil tussen kolomsgewijs rekenen en cijferen?
A
Bij kolomsgewijs rekenen schrijf je de getallen naast elkaar in kolommen; bij cijferen schrijf je de getallen onder elkaar.
B
Bij kolomsgewijs rekenen reken je met de hele waarde van de getallen; bij cijferen met losse cijfers.
C
Kolomsgewijs rekenen is een verkorte vorm van hoofdrekenen; cijferen is een verkorte schriftelijke standaardprocedure.
Slide 14 - Quiz
Op welke foto zie je een okapi?
A
A
B
B
Slide 15 - Quiz
Wat is een belangrijk verschil tussen kolomsgewijs rekenen en cijferen?
A
Bij kolomsgewijs rekenen schrijf je de getallen naast elkaar in kolommen; bij cijferen schrijf je de getallen onder elkaar.
B
Bij kolomsgewijs rekenen reken je met de hele waarde van de getallen; bij cijferen met losse cijfers.
C
Kolomsgewijs rekenen is een verkorte vorm van hoofdrekenen; cijferen is een verkorte schriftelijke standaardprocedure.