Recap Unit 1 - BK1

Recap Unit 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Recap Unit 1

Slide 1 - Slide

Recap Unit 1
Today we are going to practice 
the following:

Persoonlijke vnw.
To be (zijn)
Getallen 0 - 30
Words & Phrases

Slide 2 - Slide

1. Wat is de juiste Engelse vertaling van:
Wij zijn

Slide 3 - Open question

2. Wat is de juiste Engelse vertaling van:
hij is

Slide 4 - Open question

3. Wat is de juiste Engelse vertaling van:
jij bent niet

Slide 5 - Open question

4. Wat is de juiste Engelse vertaling van:
Ik ben niet

Slide 6 - Open question

5. Wat is de juiste Engelse vertaling van:
Is het?

Slide 7 - Open question

6. Wat is de juiste Engelse vertaling van:
Zijn zij?

Slide 8 - Open question

7. Wat is het juiste Engelse woord voor:
3

Slide 9 - Open question

8. Wat is het juiste Engelse woord voor:
15

Slide 10 - Open question

9. Wat is het juiste Engelse woord voor:
24

Slide 11 - Open question

10. Wat is het juiste Engelse woord voor:
12

Slide 12 - Open question

11. Wat is het juiste Engelse woord voor:
8

Slide 13 - Open question

12. Wat is het juiste Engelse woord voor:
27

Slide 14 - Open question

13. Wat is het juiste Engelse woord voor:
30

Slide 15 - Open question

14. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
acht

Slide 16 - Open question

15. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
dertien

Slide 17 - Open question


16. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
grapje
A
joke
B
tree
C
green

Slide 18 - Quiz


17. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
verhaal
A
short
B
story
C
book

Slide 19 - Quiz


18. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
lid worden van
A
play
B
go
C
join

Slide 20 - Quiz


19. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
belangrijk
A
important
B
smart
C
pocket

Slide 21 - Quiz


20. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
aardrijkskunde
A
history
B
geography
C
maths

Slide 22 - Quiz


21. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
talen
A
languages
B
tales
C
words

Slide 23 - Quiz


22. Wat is de juiste Engelse vertaling van het woord:
kantine
A
kantine
B
cantine
C
canteen

Slide 24 - Quiz


23. Wat is de juiste Engelse vertaling van de zin:
Ik woon in een dorp.
A
I woon in a village.
B
I live in a village.

Slide 25 - Quiz


24. Wat is de juiste Engelse vertaling van de zin:
Ik ben gek op zwemmen.
A
I love swiming.
B
I love swimming.

Slide 26 - Quiz


25. Wat is de juiste Engelse vertaling van de zin:
Waar kom je vandaan?
A
Where are you from?
B
What are you from?

Slide 27 - Quiz


26. Wat is de juiste Engelse vertaling van de zin:
Hij is erg grappig.
A
He's very funny.
B
He's not very funny.

Slide 28 - Quiz