H6 Elektriciteit

Hoofdstuk 6
 Spanningsbronnen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6
 Spanningsbronnen

Slide 1 - Slide

H6  Spannigsbronnen
Leerdoelen: 
  • Je kunt uitleggen wat spanning , het symbool van de spanning en de bijbehorende eenheid is. 
  • Je kunt uitleggen hoe de spanning gemeten kan worden en wat meetbereik betekent. 
  • Je weet de naam van de meetinstrument waarmee je de spanning kunt meten.
  • Je kunt de spanning omrekenen in verschillende eenheden
  • Je weet voor welke spanning de meeste huishoudelijke apparaten zijn ontworpen en wat je nodig hebt om apparaten die op een lagere spanning werken op een stopcontact te kunnen aansluiten.

Slide 2 - Slide

Spanning
Vrijwel alle apparaten om ons heen, werken op elektriciteit.
Meestal wordt die elektriciteit gehaald uit het stopcontact of uit batterijen. Dit noemen we een stroombron of spanningsbron.
We kennen verschillende soorten spanningsbronnen. Batterijen, dynamo’s en generatoren. 


Slide 3 - Slide

Spanning (U)
De spanning van   de Spanningsbron bepaalt hoeveel elektrische energie de spanningsbron kan leveren.
Het symbool van spanning is U en de eenheid van spanning is Volt (V)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

De stroomsterkte zegt iets over de hoeveelheid elektronen die stromen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Spanning wordt gemeten met een ............
A
amperemeter
B
voltmeter
C
stroommeter

Slide 10 - Quiz

De spanning van een spanningbron is een maat voor
A
elektrische stroomsterkte
B
de plus en min pool
C
elektrische energie
D
een batterij

Slide 11 - Quiz

Volt staat voor
A
spanning
B
de eenheid van spanning
C
stroomsterkte
D
de eenheid van stroomsterkte

Slide 12 - Quiz

Stopcontacten in Nederland leveren een spanning van
A
110 V
B
1000 V
C
12 V
D
230 V

Slide 13 - Quiz

een voltmeter sluit je parallel aan
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Een meetbereik van 0,05 V betekent dat je
A
maximaal tot 5 mV kunt meten
B
maximaal tot 50 mV kunt meten
C
maximaal tot 500 mV kunt meten
D
maximaal tot 50 kV kunt meten

Slide 15 - Quiz

een voltmeter sluit je parallel aan
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Bij het meten van de spanning hou je rekening met de plus en min pool van je voltmeter
A
waar
B
niet waar
C
het hangt af van de situatie
D
een voltmeter heeft geen plus of min pool

Slide 17 - Quiz

Bij een voltmeter moet je kiezen voor een gelijke spanning of een wisselspanning
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

De voltmeter sluit je aan in:
A
serie
B
parallel

Slide 19 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 20 - Quiz

Wat is een spanningsmeter?
A
Batterij
B
Voltmeter
C
Amperemeter
D
Coulombmeter

Slide 21 - Quiz

Welke waarde geeft de voltmeter aan?
A
1,2V
B
6V
C
12V
D
30 V

Slide 22 - Quiz

Is deze voltmeter correct aangesloten?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Hoeveel volt
geeft deze
voltmeter aan.
A
1,2 V
B
6 V
C
12 V

Slide 24 - Quiz

Een batterij levert
A
wisselspanning
B
gelijkspanning

Slide 25 - Quiz

Netspanning is hoeveel volt?
A
12v gelijkspanning
B
230v gelijkspanning
C
12v wisselspanning
D
230v wisselspanning

Slide 26 - Quiz

Spanning
Als je een motortje of een lampje wil aansluiten moet je daarvoor de goede spanningsbron gebruiken.

Een lampje die het beste werkt bij 9 V zal heel zwak branden bij 3 V. Bij 12 V is de stroom zo sterk dat het lampje doorbrandt.

Slide 27 - Slide

In serie schakelen
Als je met meerdere batterijen werkt moet je die zo aan elkaar aansluiten dat de stroom goed gaat lopen.
Dit noem je “in serie schakelen”

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Huiswerk bespreking
Lees paragraaf 5.1

maak vraag §1:  1, 2, 3, 5, 7, 12

Welke vraag kwam je niet uit?

 En wat vond je lastig?

Slide 30 - Slide

Vorige les

Slide 31 - Slide

Zelf aan de slag
Nova boek b.l.z 140 & 142 doorlezen.   
Blauwe woorden betekennis zoeken.   
Opgaven§2:  14, 15, 17 & 18  op blz. 143  maken.   
Klaar?   
Huiswerk opgaven 20, 21 & 24 blz. 144 & 145 maken.
timer
15:00

Slide 32 - Slide

Controlevragen 1
Noteer vier spanningsbronnen en vermeld de spanning.

Slide 33 - Slide

Controlevragen 2
Je schakelt vijf batterijen van 1,5 V in serie. Er zit er een verkeerd om. Hoe groot is de totale spanning.

Slide 34 - Slide

Controlevragen 3
 Lees de spanning op de volgende dia af. Noteer je antwoord met de juiste symbolen.

Slide 35 - Slide

Controlevragen 4
Teken het schakelschema waar je twee lampjes aansluit op een batterij. Teken waar de voltmeter moet komen om de spanning over een lampje te meten.

Slide 36 - Slide

Klas binnenkomen
  • Mobiel uit en in de tas
  • Ga rustig zitten, tas naast je op de grond
  • boek, schrift en etui op de tafel                   

Slide 37 - Slide

tijdens de les
  • Doe actief mee
  • stoor niet        
  • Bij vragen eerst je vinger opsteken          
  • Houd het lokaal netjes

Slide 38 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Agenda: 
  • SO of proefwerk afspreken (stof H5)
  • huiswerk checken en bespreken H5 §6
  • intro H6 Elektriciteit
  • zelfstandig werken 
  • evaluatie 

Slide 39 - Slide