7.3a | Woordformules | ALDJ

    Welkom bij wiskunde!
Pak je leerboek, werkboek en schrift.
Leg je rekenmachine alvast op tafel.
DEZE LES:
Woordformules
1 / 16
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

    Welkom bij wiskunde!
Pak je leerboek, werkboek en schrift.
Leg je rekenmachine alvast op tafel.
DEZE LES:
Woordformules

Slide 1 - Slide

oefenen 
uitleg 
  lesprogramma
nakijken
Huiswerkopdrachten 15 en 18
Woordformules
Hoe lees je een woordformule?
aan de slag 
Huiswerkopdrachten

Slide 2 - Slide

Nakijken
Huiswerkopdrachten 15 en 18
leerboek p. 52-53
šŸ“–
werkboek
p. 11-12
šŸ“˜

Slide 3 - Slide

Huiswerkopdrachten 15 en 18
nakijken  
leerboek p. 52; werkboek p. 11

Slide 4 - Slide

Huiswerkopdrachten 15 en 18
nakijken  
leerboek p. 53; werkboek p. 12

Slide 5 - Slide

Uitleg
Woordformules (opdracht 19)
leerboek p. 54
šŸ“–
werkboek
p. 12
šŸ“˜

Slide 6 - Slide

leerdoelen 
Wat leer je deze les?

  Je kunt woordformules lezen.
  Je kunt rekenen met woordformules.
  Je kunt aangeven wanneer er een lineair verband is tussen
  het vaste bedrag en het variabele bedrag.

Slide 7 - Slide

Woordformules
uitleg 
opdracht 19; werkboek p. 12
a)



b)
Hoeveel moet Kyra betalen als zij 40 foto's
wilt laten afdrukken?


Vul de tabel in.
aantal foto's
 0
 5
 10
 15
 20
 25
kosten in ā‚¬

Slide 8 - Slide

Woordformules
uitleg 
Bij het afdrukken van foto's hoort de woordformule
kosten in ā‚¬ = 2 + 0,10 x aantal foto's

Hierbij is ā‚¬ 2 het vaste bedrag.
ā‚¬ 0,10 is het variabele bedrag: dit betaal je per foto.
Bij aantal foto's schrijf je het aantal foto's van de opgave op.

Tussen de kosten in ā‚¬ en het aantal foto's bestaat een verband.
Zo'n verband noem je een lineair verband.
opdracht 19; werkboek p. 12

Slide 9 - Slide

Oefenen
Hoe lees je een woordformule?

Slide 10 - Slide

Hoe lees je een woordformule?
oefenen 
Voorbeeld 1: Fietsen huren
Vast bedrag:


Variabel bedrag:


Woordformule:

Slide 11 - Slide

Hoe lees je een woordformule?
oefenen 
Voorbeeld 2: Taxi in regio Utrecht
Vast bedrag:


Variabel bedrag:


Woordformule:

Slide 12 - Slide

Hoe lees je een woordformule?
oefenen 
Voorbeeld 3: Pizzaria
Vast bedrag:


Variabel bedrag:


Dalende of stijgende grafiek?



Een pizzabakker gebruikt voor het inkopen van zijn voorraad meel de volgende woordformule:

75 - 11 x aantal dagen

Slide 13 - Slide

aan de slag! 
wat
hoe
hulp
tijd
resultaat
Maak opdracht 19 t/m 23 van paragraaf 7.3 (leerboek p. 54-56).
Zelfstandig. Maak de opdrachten in je schrift en werkboek (p. 13-14).
Gebruik de aantekening van de les, 
of theorieblok "Woordformule" (leerboek p. 54-55).
15 minuten
Je kunt rekenen met woordformules.
Maak de rekenbreak op leerboek pagina 61.
klaar?

Slide 14 - Slide

leerdoelen 
Wat leer je deze les?

  Je kunt woordformules lezen.
  Je kunt rekenen met woordformules.
  Je kunt aangeven wanneer er een lineair verband is tussen
  het vaste bedrag en het variabele bedrag.

Slide 15 - Slide

Huiswerk voor volgende les
Maak opdracht 19 t/m 23 van paragraaf 7.3 
(leerboek p. 54-56). 
Volgende les
Begingetallen, stijggetallen en daalgetallen

Slide 16 - Slide