3AH - Het persoonlijk vnw als lijdend voorwerp bron H - c.3 ed.6 - 5/2

BONJOUR
tout le monde!!
                      LET OP
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BONJOUR
tout le monde!!
                      LET OP
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden

Slide 1 - Slide

Exercice
Pak je schrift.
Maak 4 Franse zinnen met behulp van de afbeeldingen hieronder. Gebruik bron G.
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Corriger
Pak de opdracht over de zinnen voor.
We gaan deze nakijken.

Slide 3 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Aujourd'hui
Jeudi 23 janvier
1.  But                                
2.  Grammaire H
3. Travail individuel
4. Evaluation                   
But: ik weet hoe je een persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp gebruikt.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Noem voorbeelden.

Slide 6 - Mind map

Persoonlijke voornaamwoorden
Kan een persoon, dier of ding aangeven en soms zelfs ook een zelfstandig naamwoord vervangen.

Het persoonlijk vnw kan verschillende functies hebben:
- Als onderwerp. Bijv. ik, jij, wij
- Als lijdend voorwerp. Bijv. mij, jou, hem
- Als meewerkend voorwerp. Bijv. (aan) mij, (aan) jou, (aan) hem


Slide 7 - Slide

onderwerp
lijdend 
voorwerp
meewerkend
voorwerp
persoonsvorm
Ik
een boek
aan mijn vader.
geef

Slide 8 - Drag question

Bloemen voor Marie
Marco geeft bloemen aan Marie.
Marie vindt de bloemen erg mooi. Ze zet de bloemen in een vaas. Marie houdt van bloemen. Ze zet de bloemen op de tafel. Marie kijkt vaak naar de bloemen. 

Slide 9 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek

ik = onderwerp
zoek = persoonsvorm
het boek = lijdend voorwerp (WAT zoek ik?)

Slide 10 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek

Het boek kun je vervangen door hem 
- > Ik zoek hem

hem = het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp


Slide 11 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Nederlands                                   Frans

het                                                   le, la, les, l'
hem                                                 le, l'
haar                                                 la, l' 
ze (meervoud)                               les 

Slide 12 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek -> Je cherche le livre

Ik zoek hem -> Je cherche le

Maar: in het Frans een andere woordvolgorde! 
Je le cherche

Slide 13 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek de boeken -> Je cherche les livres
Ik zoek ze                -> Je les cherche

Ik kijk naar de bloem -> Je regarde la fleur
                                          Je la regarde 

Slide 14 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Woordvolgorde:

- voor het eerste werkwoord in de zin  of
- voor het hele werkwoord



Slide 15 - Slide

Exercice
Nous achetons les pommes au marché.

Elles ont vu le film au cinéma.

Tu vas vendre la jupe?

Slide 16 - Slide

Exercice
Nous achetons les pommes au marché.
--> Nous les achetons au marché.
Elles ont vu le film au cinéma.
--> Elles l'ont vu au cinéma.
Tu vas vendre la jupe?
--> Tu vas la vendre.
(vendre = heel werkwoord)

Slide 17 - Slide

Kies het lijdend voorwerp in de zin:
Je cherche mon stylo
(ik zoek mijn pen)
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste optie:
Elle cherche les photos
Elle ...... cherche.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste volgorde.
Je veux utiliser ma carte pour payer.
A
Je la veux utiliser.
B
Je veux l'utiliser.

Slide 20 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.
A
Je le mange
B
Je la mange
C
Je l' mange
D
Je les mange

Slide 21 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mets les vêtements.
A
Je le mets
B
Je la mets
C
Je l' mets
D
Je les mets

Slide 22 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle met le pantalon.
A
Elle le met
B
Elle la met
C
Elle l' met
D
Elle les met

Slide 23 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Tu aimes le jus d'orange.
A
Tu le aimes
B
Tu la aimes
C
Tu l'aimes
D
Tu les aimes

Slide 24 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je vois la prof.

Slide 25 - Open question

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange les pizzas.

Slide 26 - Open question

Vervang het lijdend voorwerp:
J'adore le parfum.

Slide 27 - Open question

Travail individuel
Quoi
Havo: ex. 29, 30ab, 31ab blz. 120-122

Vwo:  ex. 29, 30abcde blz. 120-122
Aide
Bron H blz. 127/ BBBB
prêt (klaar)?
1. Kijk je eigen werk na met de lessonUp corriger.
2. Oefen de passé composé met verbuga.eu (zie volgende dia)

Slide 28 - Slide

Passé composé
Je gaat de passé composé oefenen op www. verbuga.eu

Tijd: Passé composé
Werkwoorden:  
Met hulp ww avoir: aimer, acheter, avoir, chercher, choisir, entendre, être, faire, finir, parler, prendre, remplir, rendre

Met hulp ww être: aller, arriver, déscendre, partir, rester, sortir, tomber

Slide 29 - Slide

Evaluation
ik weet hoe je een persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp gebruikt.

Slide 30 - Slide