Maandag 8 februari

Maandag 8 februari
Woordenschat en schrijven
(nieuwe woorden thema 6 en schrijfopdracht)

Disk/spreken
(we praten over verschillende stellingen. Wat is jouw mening?)

Pauze

Spreekwoorden
(wat is een spreekwoord? Spreekwoorden over de liefde)

Begrijpend lezen
(verhaal en vragen over Valentijnsdag)



1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Maandag 8 februari
Woordenschat en schrijven
(nieuwe woorden thema 6 en schrijfopdracht)

Disk/spreken
(we praten over verschillende stellingen. Wat is jouw mening?)

Pauze

Spreekwoorden
(wat is een spreekwoord? Spreekwoorden over de liefde)

Begrijpend lezen
(verhaal en vragen over Valentijnsdag)



Slide 1 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vier nieuwe woorden bij het thema Verliefd zijn.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Slide

bedenken
  • het idee krijgen;
  • iets verzinnen;
  • werkwoord: ik bedenk, hij bedenkt, wij bedenken
  • zin: Ik bedenk een oplossing voor het probleem.

Slide 3 - Slide

gelukkig
  • Wanneer je een blij gevoel hebt;
  • Het is een gevoel, een emotie;
  • Zin: Ik ben echt gelukkig met mijn nieuwe vriend!

Slide 4 - Slide

herkennen
  • weten wie je ziet;
  • weten wat je ziet;
  • werkwoord: ik herken, hij herkent, wij herkennen;
  • zin: Ik zie een foto en herken wat er op staat.

Slide 5 - Slide

logisch
  • vanzelfsprekend
  • je kunt begrijpen waarom iets uit iets anders volgt
  • zin: Het is logisch dat je het koud krijgt als je nu zonder jas naar buiten gaat.

Slide 6 - Slide

Maak zinnen met de woorden.
Regels
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen

De woorden: bedenken, gelukkig, logisch, herkennen,

Slide 7 - Open question

Geef je mening. Wat vind jij?
Een mening is persoonlijk. Een mening is wat jij van iets vindt.
Mijn mening kan anders zijn dan jouw mening.
Je moet altijd kunnen vertellen waarom je het eens of oneens bent. Dat noem je: argumenten

Slide 8 - Slide

Je zegt dat je niet buiten wilt spelen maar binnen wilt blijven. Als argument zeg je:
A
Ik wil niet naar buiten, want ik heb geen zin.
B
Het regent buiten en ik wil niet nat worden.
C
Ik wil niet naar buiten, want dat is stom.
D
Binnen is het gezellig omdat we samen een spel kunnen doen.

Slide 9 - Quiz

Wij willen niet naar school vandaag, maar online les. Omdat:
A
we dat leuk vinden
B
het heel koud is buiten.
C
het heeft gesneeuwd en het gevaarlijk is op de weg.
D
we helemaal geen les willen hebben.

Slide 10 - Quiz

Als je verliefd bent, kan je dat beter aan niemand vertellen.

Slide 11 - Poll

Hoe iemand eruitziet, is niet belangrijk, alleen hoe iemand van binnen is.

Slide 12 - Poll

Pauze
timer
15:00

Slide 13 - Slide

Spreekwoorden 
Spreekwoorden zijn zinnen met een andere betekenis.
De woorden betekenen iets anders.

Slide 14 - Slide

Voorbeeld 1
Het spreekwoord:
Hij eet met lange tanden.

Met lange tanden eten betekent natuurlijk niet dat je tanden ineens heel lang zijn. Het betekent dat je het eten niet lekker vindt en er lang over doet.

Slide 15 - Slide

Voorbeeld 2
Het spreekwoord:
Zij lijken op elkaar als 2 druppels water.

Het  betekent niet dat zij (2 mensen) echt op druppels water lijken. Het betekent dat 2 mensen heel erg veel op elkaar lijken. Druppels water zien er bijna hetzelfde uit.

Slide 16 - Slide

Spreekwoorden over de liefde
  • Een oogje op iemand hebben
  • Betekent: Iemand heel erg leuk vinden, verliefd zijn op iemand.

Slide 17 - Slide

Spreekwoorden over de liefde
  • De liefde van een man gaat door de maag.  (maag = buik)
  • Betekent: Als je lekker eten voor een man maakt, wordt hij sneller verliefd op jou.

Slide 18 - Slide

Spreekwoorden over de liefde
  • Een blauwtje lopen
  • Betekent: Als je een relatie wilt met iemand en je vraagt dit aan die persoon, maar de andere persoon wil dit niet. Dan loop je een blauwtje.

Slide 19 - Slide

Spreekwoorden over de liefde
  • Liefde is blind
  • Betekent: Als je heel erg verliefd bent op iemand, dan zie je alleen de leuke dingen van die persoon. En niet de slechte of minder leuke dingen.

Slide 20 - Slide

Wat betekent het spreekwoord:
Een oogje op iemand hebben
A
Als je heel erg verliefd bent op iemand, dan zie je alleen de leuke dingen van die persoon. En niet de slechte of minder leuke dingen.
B
Als je een relatie wilt met iemand en je vraagt dit aan die persoon, maar de andere persoon wil dit niet
C
Als je lekker eten voor een man maakt, wordt hij sneller verliefd op jou.
D
Iemand heel erg leuk vinden, verliefd zijn op iemand.

Slide 21 - Quiz

Wat betekent het spreekwoord:
Liefde is blind
A
Als je heel erg verliefd bent op iemand, dan zie je alleen de leuke dingen van die persoon. En niet de slechte of minder leuke dingen.
B
Als je een relatie wilt met iemand en je vraagt dit aan die persoon, maar de andere persoon wil dit niet
C
Als je lekker eten voor een man maakt, wordt hij sneller verliefd op jou.
D
Iemand heel erg leuk vinden, verliefd zijn op iemand.

Slide 22 - Quiz

Wat betekent het spreekwoord:
De liefde van een man gaat door de maag.
A
Als je heel erg verliefd bent op iemand, dan zie je alleen de leuke dingen van die persoon. En niet de slechte of minder leuke dingen.
B
Als je een relatie wilt met iemand en je vraagt dit aan die persoon, maar de andere persoon wil dit niet
C
Als je lekker eten voor een man maakt, wordt hij sneller verliefd op jou.
D
Iemand heel erg leuk vinden, verliefd zijn op iemand.

Slide 23 - Quiz

Wat betekent het spreekwoord:
Een blauwtje lopen
A
Als je heel erg verliefd bent op iemand, dan zie je alleen de leuke dingen van die persoon. En niet de slechte of minder leuke dingen.
B
Als je een relatie wilt met iemand en je vraagt dit aan die persoon, maar de andere persoon wil dit niet
C
Als je lekker eten voor een man maakt, wordt hij sneller verliefd op jou.
D
Iemand heel erg leuk vinden, verliefd zijn op iemand.

Slide 24 - Quiz


Antwoord
Hoe laat is het?

Slide 25 - Open question

Begrijpend lezen
  • we lezen de tekst Het ontstaan van Valentijnsdag;
  • we bespreken de moeilijke woorden;
  • we maken de vragen. 

Slide 26 - Slide

Op welke dag is Valentijnsdag?
A
15 februari
B
14 februari
C
13 februari
D
12 februari

Slide 27 - Quiz

Wat was de naam van de priester? (regel 3-4)
A
Joostus
B
Astridus
C
Mariekus
D
Valentinus

Slide 28 - Quiz

Welke mensen hielp Valentinus? (regel 8-9). Geef 4 antwoorden!

Slide 29 - Open question

Wat gaf Valentinus altijd aan mensen als hij ze had geholpen? (regel 10-11)

Slide 30 - Open question

In regel 14 staat: 'Toen hij haar had genezen....'. Wie bedoelen ze met 'hij'?

Slide 31 - Open question

Waarom dacht de keizer dat de soldaten niet meer zo goed zouden vechten? (regel 24-26)
A
Omdat ze niet genoeg eten kregen.
B
Omdat ze zo moe waren.
C
Omdat ze alleen maar aan hun vrouw dachten.
D
Omdat ze geen zin hadden.

Slide 32 - Quiz

Wat stond er op het kaartje wat hij stuurde uit de gevangenis?
A
Groetjes!
B
Ik hou van jou
C
Vergeet mij niet
D
Van jouw Valentijn

Slide 33 - Quiz

Wat is er speciaal aan een Valentijnskaart?

Slide 34 - Open question